4.4 zwanger worden

4.4 zwanger worden
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.4 zwanger worden

Slide 1 - Tekstslide

penis
bijbal
zaadbal
balzak
eikel

Slide 2 - Sleepvraag

bespreken hw

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
7. Je kunt omschrijven wat onder seksualiteit wordt verstaan.
8. Je kunt benoemen hoe gender en seksuele oriëntatie kunnen       verschillen.
9. Je kunt benoemen hoe je wensen en grenzen kunt bewaken         en respecteren in een seksuele relatie.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Als een zaadcel de eicel na de ovulatie bevrucht, kan de eicel in leven blijven. De bevruchte eicel kan in de baarmoeder uitgroeien tot een kind.

Slide 6 - Tekstslide

Bij een erectie zijn geslachtsorganen groter en steviger doordat de zwellichamen gevuld zijn met bloed. Erecties ontstaan vaak door seksuele opwinding. Een erectie bij een man noem je vaak een ‘stijve’.





Slide 7 - Tekstslide

Bij geslachtsgemeenschap brengt een man zijn stijve penis in de vagina van een vrouw. Door bewegingen van man en vrouw beweegt de penis in de vagina op en neer. De eikel van de penis wordt daarbij voortdurend geprikkeld. Daardoor kan de man een zaadlozing krijgen (‘klaarkomen’). 

Slide 8 - Tekstslide

Orgasme (klaarkomen)

De eikel van de penis en de eikel van de clitoris zijn erg gevoelig voor prikkels. Door prikkeling van de eikel, bijvoorbeeld bij geslachtsgemeenschap, kan iemand een orgasme krijgen (‘klaarkomen’). 

Bij mannen vindt dan een zaadlozing plaats. Bij vrouwen spannen spieren rond de vagina zich aan. Een orgasme geeft een lekker gevoel.




Slide 9 - Tekstslide

Erectie
Zwellichamen zorgen voor een erectie.

Bij een erectie wordt er extra bloed naar de zwellichamen gepompt. 
Deze worden dan groter en harder. 

Zwellichamen zijn GEEN spieren. Je kan ze niet aanspannen of ontspannen. 

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer een vrouw seksueel opgewonden is, vullen de zwellichamen van de clitoris zich met bloed. 

De wand van de vagina en klieren in de wand van de binnenste vulvalippen produceren bij seksuele opwinding slijm. 

Hierdoor wordt de toegang tot de vagina nat en glad en wordt geslachtsgemeenschap gemakkelijker. 

Als de vagina en de vulvalippen bij seksuele opwinding voldoende slijm hebben geproduceerd en de vrouw ontspannen is, doet geslachtsgemeenschap geen pijn. Ook niet bij de eerste keer. Als een meisje bloed verliest tijdens de eerste keer, komt dit meestal omdat ze niet voldoende ontspannen en/of opgewonden is. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

bevruchting
De bevruchting vindt plaats in een eileider

 versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel.

Bij bevruchting dringt de kop van een zaadcel de eicel binnen.
De zweepstaart van de zaadcel blijft achter. 

Zodra de kop(kern) van een zaadcel de eicel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Hierdoor is het voor andere zaadcellen niet meer mogelijk deze eicel binnen te dringen.

Slide 14 - Tekstslide

bevruchting
Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina komen. De zaadcellen ‘zwemmen’ na een zaadlozing de baarmoeder en de eileiders in. 

Ze kunnen twee tot drie dagen overleven in het lichaam van de vrouw. 

Eicellen blijven 12 tot 24 uur in leven na de ovulatie. 

Als de zaadcellen in de eileider een levende eicel tegenkomen, kan de eicel bevrucht worden. De periode in de menstruatiecyclus waarin een eicel bevrucht kan worden, noem je de ‘vruchtbare periode’.

Slide 15 - Tekstslide

Innesteling
  • Bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keren delen . 

  • Het klompje cellen, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder. 

  • Het baarmoederslijmvlies is na de ovulatie erg dik en bevat veel bloedvaten.

  • Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder=innesteling.

Slide 16 - Tekstslide

Innesteling
  • Het baarmoederslijmvlies wordt dan niet afgestoten= geen menstruatie. 

  • De vrouw is zwanger. 

  • De innesteling van het klompje cellen vindt plaats vijf tot zeven dagen na de ovulatie.
  • Het klompje cellen groeit uit tot een kind.

  • Het kind wordt ongeveer 38 weken na de bevruchting geboren.

Slide 17 - Tekstslide

Zwangerschap
Het kind ontwikkelt zich in de baarmoeder. 

De eerste weken noem je het een embryo.

Vanaf de achtste week na de bevruchting noem je het een foetus (spreek uit: feutus). 

Na de geboorte noem je het een baby. 


Slide 18 - Tekstslide

zwangerschap
De eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo. 

Daarna ontstaat de placenta/ moederkoek . 

Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand dat wordt gemaakt door het kind en de moeder. 

Slide 19 - Tekstslide

zwangerschap
In de placenta stroomt bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder. 

Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en omgekeerd. 

Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo, maar blijft door dunne vliezen gescheiden van het bloed van het embryo.

Slide 20 - Tekstslide

Placenta
  • Hiernaast zie je een plaatje van een embryo in de placenta .
  • Een ander woord voor placenta is 'moederkoek'. 
  • De placenta ontstaat een poosje na de innesteling. 
  • Via de placenta krijgt het embryo voedingsstoffen van de moeder.

Slide 21 - Tekstslide

Navelstreng
  • De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt. 
  • Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta. 
  •  Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 22 - Tekstslide

De foetus
Om de foetus liggen twee vruchtvliezen. Daarbinnen bevindt zich vloeistof: het vruchtwater. 

De foetus drijft in het vruchtwater. 

Hierdoor wordt de foetus beschermd tegen stoten, tegen uitdroging en tegen wisseling van de temperatuur. Bovendien kan de foetus zich hierin gemakkelijk bewegen. 

Slide 23 - Tekstslide

Echografie
Als een vrouw ongeveer tien weken zwanger is, wordt meestal een echo (echografie) gemaakt. Met behulp van geluidsgolven ontstaat een beeld van de foetus in de baarmoeder .

 Aan de hand van deze echo kan de verloskundige bepalen hoelang de vrouw precies zwanger is en wanneer het kind dus ongeveer geboren zal worden.

Slide 24 - Tekstslide

prenataal onderzoek

Tijdens de zwangerschap kan worden onderzocht of de moeder een grotere kans heeft op een kind met een aangeboren afwijking of erfelijke ziekte. 

Dit noem je prenataal onderzoek (pre = voor, nataal = de geboorte).

Ook kan het geslacht van de baby worden bepaald. 

Prenatale tests zijn niet verplicht.


Slide 25 - Tekstslide

combinatietest. 
Tussen week  negen en de veertien.
  • Met de combinatietest wordt vastgesteld of er een kans is op een kindje met downsyndroom. 

  • Bloedonderzoek bij de moeder en een nekplooimeting bij de foetus. De meting van de nekplooi wordt gedaan met een echo. Met de resultaten van beide tests wordt berekend of er een verhoogde kans is op een kind met downsyndroom.

Slide 26 - Tekstslide

NIPT
vanaf 10 weken zwangerschap.
NIPT staat voor niet-invasieve prenatale test. 

Bij de moeder wordt bloed afgenomen en onderzocht. In het bloed zit een beetje DNA van de placenta. Dit is bijna altijd hetzelfde DNA als dat van het kind. 

Uit het bloedonderzoek kan blijken dat er een verhoogde kans is op een kind met een erfelijke ziekte. 

Als uit de NIPT blijkt dat een vrouw een verhoogde kans heeft om een kind te krijgen met een erfelijke ziekte, kan er een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest worden gedaan.
Bij de vlokkentest onderzoekt men het DNA uit de cellen van de placenta, net als bij de NIPT. de vlokkentest en vruchtwaterpunctie is betrouwbaarder dan de NIPT.

Slide 27 - Tekstslide

Na ongv.  twintig weken kan nogmaals een echo worden gemaakt. 

Bij deze 20-wekenecho wordt de foetus onderzocht op verschillende aangeboren afwijkingen aan het hart, de hersenen, de organen en de ledematen. Ook kan het geslacht van de foetus worden bepaald.

Naast de (gratis) echo’s die nodig zijn voor onderzoek aan de foetus, kunnen aanstaande ouders ook een pretecho laten maken. Een pretecho dient alleen om de foetus alvast te zien. Dat kan ook in 3D of 4D (een filmpje).

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

Anticonceptiemiddelen zorgen ervoor dat je zwanger wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een onbevrucht eicel kan 12 tot 24 uur leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Zaadcellen kunnen 8 dagen leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Noem twee onbetrouwbare middelen om een zwangerschap te voorkomen.

Slide 35 - Open vraag

Aan de slag
Huiswerk voor aankomende les:
4.4
Kader: Opdrachten 1 t/m 9 (4 overslaan)
BASIS: Opdrachten 1 t/m 9

Slide 36 - Tekstslide