Ik ben .... en mijn woord is....
Je zegt je naam + één woord dat iets zegt over jou.
Het woord zegt bijvoorbeeld iets over:
Je hobby, je woonplaats, de reden dat je voor de opleiding hebt gekozen, de sport die je doet, een leuk weetje over jou, je huisdier, je lievelingskleur..... (wees creatief).
Je geeft de beurt door aan iemand in de klas. De ander herhaalt eerst jouw naam + woord & vult dan zelf aan.