Economie les H 13&15

Economie les H 13&15
Mari-Carmen, Juul, Eva en Ezra
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie les H 13&15
Mari-Carmen, Juul, Eva en Ezra

Slide 1 - Tekstslide

Y = C + I + O + E - M
Y = nationaal inkomen
C = particuliere consumptie
I = bedrijfsinvesteringen
O = overheidsbestedingen
E = export
M = import

Slide 2 - Tekstslide

O = overheidsbestedingen
I = netto investeringen

Slide 3 - Tekstslide

Overheidssector
Private sector
Buitenland
B-O
S-I
E-M

Slide 4 - Sleepvraag

macro-economische balansvergelijking:

Gezinnen: Y = C + B + S 
Bedrijven: Y + M = C + I + O + E 

C + I + O + E - M = C + B + S
( S - I ) + ( B - O ) = ( E - M )
( S - I ) + ( B - O ) + ( E - M ) = 0

C = consumptie
B = belastingen
O = overheidsbestedingen
S = gezinsbesparingen
I = investeringen van ondernemingen
E = export
M = import

Slide 5 - Tekstslide

Overheidssector = B - O
Private sector = S - I
Buitenland = E- M

( S - I ) + ( B - O ) = nationaal spaarsaldo 

Slide 6 - Tekstslide

Economische kringloop

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Conjunctureel en structureel


Conjunctureel: Kijk naar de effectieve vraag (=vraagzijde)
Structureel: Kijk naar de productiecapaciteit (=aanbodzijde)

Slide 9 - Tekstslide

Handig begrip


De totale factorproductiviteit = Hoe productief arbeid en kapitaal worden ingezet om toegevoegde waarde te creëren.

Slide 10 - Tekstslide

Opgaven Macro-economische ontwikkelingen

Slide 11 - Tekstslide

Hoe bereken je het nationaal inkomen van 2000? (opgave 1)

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Heeft het land in 2000-2019 beter of slechter dan het beschreven trendmatige gemiddelde van de voornaamste handelspartners gepresteerd?
(vraag 2)
A
Beter
B
Slechter
C
Geen verandering

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel punten kun je krijgen?
2 punten te behalen dus er zijn 2 stappen:
1p -> Y in 2019
1p -> % stijging tredmatige groei en inkomen

- heb je periode van 20 jaar ipv 19 genomen? -> maximaal 1 punt
- heb je groei van 19% (19% x 1%) -> maximaal 1 punt

Slide 15 - Tekstslide

Heeft de overheid een positieve of negatieve bijdrage aan het totaal van de bestedingen geleverd? (vraag 3)
A
positieve
B
negatieve

Slide 16 - Quizvraag

Waarom een negatieve bijdragen? (beredenering vraag 3)

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel punten kun je krijgen?
- Overheidssaldo = (B-O) = 160 - 135 = 25 miljard 
- B is hoger dan O (die economie stimuleert) -> negatieve bijdragen aan bestedingen 

totaal 2 punten

Slide 18 - Tekstslide

Leg de bewering van de onderzoeker uit:
(vraag 4)

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel punten kon je krijgen?
Overheids uitgave gaan omhoog -> bestedingen stijgen -> inkomen stijgt (conjunctuur verbeterd in het eigen land) (1) -> consumptie stijgt -> import stijgt -> export van het buitenland stijgt (conjunctuur verbeterd in het buitenland) (2) -> het handelsoverschot is nu dus beperkt

1 punt: Conclusie dat de conjunctuur verbeterd in eigen land
1 punt: Conclusie dat de conjunctuur verbeterd in het buitenland

Slide 20 - Tekstslide

Leg de conclusie van de onderzoeker uit: (Vraag 5)

Slide 21 - Open vraag

Hoeveel punten kon je krijgen?
Investeringen omhoog -> productiviteit productiefactoren omhoog (1)  -> totale factorproductiviteit stijgt -> productiecapaciteit groeit, dus structurele groei (1)

1 punt: Benoem wat er met de factorproductiviteit gebeurd
1 punt: Conclusie productiecapaciteit groeit/structurele groei

Slide 22 - Tekstslide

Einde!

Slide 23 - Tekstslide