2.1 + 2.2: Egypte

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

2.1 + 2.2: Egypte

Aan het einde van deze les:

... weet je welke middelen van bestaan de Egyptenaren hadden.

... weet je welke verschillen er waren tussen arm en rijk in het oude Egypte.

... hoe er steden ontstonden.

... wat voor samenleving Egypte was.

2.1: Een samenleving met steden

In deze paragraaf leer je hoe:

•  in Egypte een succesvolle landbouw ontstond.
• hoe een deel van de bevolking ging leven van ambachten.
• hoe de handel en de markten ontstonden.
• hoe dorpen uitgroeiden tot steden.
  
  

welke samenlevingen hebben we gezien in het vorige hoofdstuk? (het zijn er 2)

Vruchtbare grond

Nijl: overstroomde elk jaar, wanneer het water weer weg is getrokken blijft er een vruchtbare laag slib achter. Hierop groeien gewassen erg goed. --> landbouw

Nijldelta in het noorden, waaiert uit in een driehoek --> Beneden-Egypte
het gebied in het zuiden noemden ze Boven-Egypte

Irrigatie landbouw

Landbouw waarbij het water via systeem van slootjes en kanalen op de akkers terecht komt

Nieuwe middelen van bestaan

• De Landbouw brengt zoveel op dat niet iedereen meer op het land hoeft te werken.  Dit noemen we een: landbouwoverschot
• het landbouwoverschot wordt verkocht op marken
  markten: producten ruilen door handelaren
• Ook gaan mensen ambachten  uitoefenen
  ambacht: producten maken met je handen en met gereedschappen

handel

ambtenaar

landbouw

Ambacht

Middelen van bestaan van de Egyptenaren:

Landbouw: akkerbouw en veeteelt.

Ambacht: beroep waarbij iemand producten maakt met zijn handen en gereedschap

Handel: producten ruilen op de markt

Landbouwstedelijke samenleving

Samenleving waarbij de meeste mensen leven op het platteland en leven van de landbouw maar er zijn ook steden met ambachten en handel.

Leg uit wat landbouw overschot en het ontstaan van ambachten met elkaar te maken hebben.

Bij welk begrip past deze afbeelding

1. landbouwoverschot
2. welvaart
3. landbouwstedelijke samenleving
4. irrigatielandbouw

3000 v.C.

• Koning Narmer
• Beneden-Egypte
• Boven-Egypte
• één land onder één vorst
• --> Farao

Egypte wordt één staat

• Irrigatielandbouw 
• Samenwerking is belangrijk
• Boeren betaalden belasting aan de leiders
• Daarmee betaalden zij ambtenaren, priesters en soldaten.

Goddelijke farao

• De farao werd gezien als een god, zoon van Osiris en Isis
• Het land was eigendom van de farao , daarom betaalden ze belasting in de vorm van landbouwproducten.
• Ambtenaren bewaarden deze producten in opslagplaatsen
  

Functies van het schrift

• Wetten vastleggen
  
• Belastingopbrengsten bijhouden

--> Einde Prehistorie

Eenheid, verdeeldheid en veroveringen

• Een sterke farao zorgde voor eenheid 
• Onder een zwakke farao kon het land verdeeld raken: opstandige provincies 
• Soldaten om onderdanen te beschermen en opstanden te onderdrukken