In de toets ligt de focus op ,,sein'' en ,,haben'' in de verleden tijd. Maar: je krijgt 1 opdracht waarin je moet kiezen: tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Daar gaat deze eerste opdracht over!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Kiezen: t.t. of v.t.
In de toets ligt de focus op ,,sein'' en ,,haben'' in de verleden tijd. Maar: je krijgt 1 opdracht waarin je moet kiezen: tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Daar gaat deze eerste opdracht over!
Slide 1 - Tekstslide
sein Gestern __________________ mein Bruder und ich nicht in der Schule.
Slide 2 - Open vraag
haben Ich ___________ jetzt keine Lust ins Kino zu gehen
Slide 3 - Open vraag
sein ____________ du übermorgen nicht dabei?
Slide 4 - Open vraag
haben ______________ ihr gestern keine Lust?
Slide 5 - Open vraag
sein Frau Janzen, _____________________ Sie letztes Jahr in Hamburg?
Slide 6 - Open vraag
,,sein'' in de verleden tijd
let op: de volgende vragen gaan allemaal over de verleden tijd!
Slide 7 - Tekstslide
,,sein'' _______________________ Sie auch müde?
A
sind
B
seid
C
waren
D
wart
Slide 8 - Quizvraag
sein Wo _________ ihr?
A
seit
B
seid
C
wart
D
war
Slide 9 - Quizvraag
sein Es ______ kalt heute.
Slide 10 - Open vraag
sein Wie ______ dein Urlaub?
Slide 11 - Open vraag
sein Warum _______ du am Dienstag nicht zu Hause?
Slide 12 - Open vraag
war
warst
wart
waren
ich, er/sie/es
du
wir, sie/Sie
ihr
Slide 13 - Sleepvraag
,,haben'' in de verleden tijd
let op: de volgende vragen gaan alleen over de verleden tijd.
Slide 14 - Tekstslide
haben Damals _________ wir superwetter!
A
haben
B
hatten
C
habt
D
hatte
Slide 15 - Quizvraag
haben Ich ________ morgen zu wenig Zeit.
A
habe
B
hast
C
hatte
D
hattet
Slide 16 - Quizvraag
haben Ihr ________ Glück gestern.
Slide 17 - Open vraag
haben Du _______ nicht genug warme Kleidung dabei.
Slide 18 - Open vraag
haben _________Sie auch so ein pech!
Slide 19 - Open vraag
hatte
hatten
hattest
hattet
du
ich + er/sie/es
wir + Sie/sie
ihr
Slide 20 - Sleepvraag
,,werden'' in de tegenwoordige tijd
Slide 21 - Tekstslide
werden _______________________ Sie auch Friseur?
A
werde
B
wirst
C
wird
D
werden
Slide 22 - Quizvraag
Morgen _______________________ ihr leider bestimmt nass.