3/11

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Unit 2

At the end of this lesson you can use the demonstrative pronouns correctly!

Demonstrative pronouns:

>  aanwijzend voornaamwoord
> je wijst het zelfstandig naamwoord aan
> iets is dichtbij of iets is ver af (deze appels of die appels)

Demonstrative pronouns:

> this = dichtbij en 1 zelfstandig naamwoord : this apple
> these = dichtbij en meerdere : these apples

> that = ver af en 1 zelfstandig naamwoord : that bag 
> those = ver af en meerdere : those bags 

Demonstrative pronouns

> May I use this pencil?
> May I use these pencils?

> Look over there! Do you see that handsome boy?
> Look over there! Do you see those dogs?

Dichtbij

Ver af 

This

these

That

Those

Look over there! Who is _____ boy?

1. this
2. that
3. these
4. those

I would like ____ tomatoes, please

1. this
2. that
3. these
4. those

look at .......... newspaper here

1. this
2. that
3. these
4. those

............people over there are my friends

1. this
2. that
3. these
4. those

....... is your phone on the shelf over there

1. this
2. that
3. these
4. those

1. Wat zijn "demonstrative pronouns"?
2. Welke 4 zijn er?
3. Hoe worden ze gebruikt?

in your book p.59  Ex 9+10