Woordsoorten (vz, pers. vnw, bez. vnw,, hoofd/rangtelw.)

Welkom!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Huiswerk bespreken

  • Uitleg
  • Opdracht
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Jullie kunnen:
- uitleggen wat een voorzetsel is
- uitleggen wat een persoonlijk voornaamwoord is
- uitleggen wat een bezittelijk voornaamwoord is

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk

  • Opdracht 1, 2 & 3
  • Vragen?

Slide 4 - Tekstslide

1. Gekke Henk danst op de tafel.

2. De buurman heeft sinds vorige week de auto geleend.

3. De grote boom laat zijn bladeren vallen.


Slide 5 - Tekstslide

Uitleg

- Voorzetsels
- Persoonlijke voornaamwoorden
- Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels

voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens…

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden


ik, mij, me, jij, jou, je, u, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, ze, hun, hen

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden


mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht

- Stencil
- Klaar? -> opdracht 4 

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
Via Marktplaats hebben wij onze magnetron verkocht.
  • Via = vz
  • Marktplaats = znw
  • hebben = hww
  • wij = pvnw
  • onze = bvnw
  • verkocht = zww

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiten

- Lesdoelen?
- Huiswerk: opdracht stencil + 4

Slide 12 - Tekstslide