- vertelt op een interessante en boeiende manier wat het onderwerp van een tekst is
Slide 4 - Tekstslide
MIDDENSTUK (KERN)
- bestaat vaak uit meerdere alinea's
- vertelt in elke alinea iets nieuws over het onderwerp
- elke alinea kan een tussenkopje hebben
Slide 5 - Tekstslide
SLOT
- dit is de afronding van de tekst
- hierin staat de conclusie, de hoofdgedachte of een samenvatting met de belangrijkste zaken op een rij
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste van een tekst in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de HOOFDGEDACHTE.
Je vindt deze hoofdgedachte door de vraag te stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Het antwoord vind je vaak in de inleiding of het slot van de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdzaken
Wat in een tekst belangrijk is, noem jeHOOFDZAKEN.
Hoofdzaken vind je vaak in de inleiding en in het slot en in de kernzin van de alinea. De kernzin is de meestal de eerste of de laatste zin van een alinea.
Ook tussenkopjes en andersgedrukte woorden helpen je de hoofdzaken te vinden.
Slide 8 - Tekstslide
Kernzinnen
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak
- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen
Slide 9 - Tekstslide
Kernzinnen
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea
- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord
Slide 10 - Tekstslide
Samenvatten
- een samenvatting is een zelfgemaakte, korte weergave van de belangrijkste dingen (de hoofdzaken) uit een tekst
- verwerk hoofdzaken in de samenvatting, laat bijzaken weg
- formuleer de samenvatting in je eigen woorden
Slide 11 - Tekstslide
Samenvatten
- je gebruikt je eigen woorden in een samenvatting om jezelf te dwingen de leerstof te lezen, te verwerken en te begrijpen. Je legt zo verbanden met kennis die je al hebt.
- het is minder nuttig om teksten letterlijk over te nemen.
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag! Hoofdstuk 1, Lezen
Gezamenlijk lezen en maken de startopdracht
Zelfstandig of in overleg met buurman/buurvrouw: opdracht 1.
Gezamenlijk nakijken
Slide 13 - Tekstslide
Les 2 Lezen H1
Slide 14 - Tekstslide
Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 16 - Quizvraag
Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan
Slide 17 - Quizvraag
Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 18 - Quizvraag
Wat staat er vaak in een kernzin?
A
Minder belangrijke dingen
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat
Slide 20 - Quizvraag
Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten
Slide 21 - Quizvraag
Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, middenstuk en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte
Slide 22 - Quizvraag
Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?
Slide 23 - Quizvraag
Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.
Slide 24 - Quizvraag
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vind ik van de tekst?
B
Wat vindt de schrijver van de tekst?
C
Wat is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp zegt?
Slide 25 - Quizvraag
GELEERD?
- je kunt kernzinnen van alinea's herkennen
- je kunt hoofdzaken herkennen
- je kunt het verschil zien tussen bijzaken en hoofdzaken