Herhaling 2t 11-03
1 / 10
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het onderwerp (ow)?
Die leerling is de slimste leerling.
Die leerling is de slimste leerling.
Slide 2 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp (lv)?
Morgen vier ik mijn verjaardag.
Morgen vier ik mijn verjaardag.
Slide 3 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
Ik zou graag een nieuwe telefoon willen kopen.
Ik zou graag een nieuwe telefoon willen kopen.
Slide 4 - Open vraag
Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in de zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Slide 5 - Open vraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in de zin?
De hond van Jip en Janneke heet Takkie.
De hond van Jip en Janneke heet Takkie.
Slide 6 - Open vraag
Kies de juiste woordsoort.
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoordelijk gezegde
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel voorzetsels (vz) staan er in de zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich snel om.
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich snel om.
Slide 8 - Open vraag
Ik zoek het juiste antwoord wel even op.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in de zin?
Als vliegen vliegen vliegen vliegen vliegen achterna.
Als vliegen vliegen vliegen vliegen vliegen achterna.
