Les 5.3

Het gaat goed met
de economie
1 / 18
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het gaat goed met
de economie

Slide 1 - Woordweb

Het gaat niet goed
met de economie

Slide 2 - Woordweb

Wat is mechanisering?

Slide 3 - Open vraag

Wat is automatisering?

Slide 4 - Open vraag

Wat verstaan we ook al weer onder
de beroepsbevolking?

Slide 5 - Open vraag

Aan het einde van deze les ken je
de volgende begrippen:
Groeiende economie
Krimpende economie
Productie
Produceren
Mechanisatie en automatisering
Groei beroepsbevolking

Slide 6 - Tekstslide

Groeiende economie

Mensen gaan meer verdienen

Mensen gaan meer kopen

Bedrijvengaan meer produceren

Bedrijven hebben meer werknemers nodig

Werkloosheid daalt



Slide 7 - Tekstslide

Krimpende economie

Prijzen gaan omhoog, mensen blijvenevenveel verdienen

Mensen gaan minder kopen

Bedrijven gaan minder produceren

Bedrijven hebben minder werknemers

nodig en mensen worden ontslagen

werkloosheid neemt toe



Slide 8 - Tekstslide

Mechanisatie en automatisering
Mechanisatie: mensen worden vervangen door machines

Automatisering: mensen worden vervangen door computers

Hierdoor is minder personeel nodig à de werkloosheid stijgt

Slide 9 - Tekstslide

Groei beroepsbevolking

Steeds meer vrouwen willen werken. Hierdoor groeit de beroepsbevolking.

Er is niet meteen werk voor al dezeextra mensen.

De werkloosheid stijgt hierdoor.



Slide 10 - Tekstslide

We lezen nu samen de tekst

Daarna aan de slag met de vragen

18-22


Slide 11 - Tekstslide

Als er veel mensen uit eten gaan gaat het dan goed of slecht met de economie.
A
goed
B
slecht
C
goed en slecht
D
maakt niet uit

Slide 12 - Quizvraag

Bij een groeiende economie geven mensen meer geld uit
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Heb je het idee dat het verkeerde antwoorde goed gerekend werd in de vorige vraag?
A
Ja
B
Nee
C
weet niet

Slide 15 - Quizvraag

In het toerisme is het snel duidelijk wanneer het minder gaat met de economie.
A
Juist
B
Onjuis

Slide 16 - Quizvraag

Als het beter gaat met de economie geven de mensen makkelijker geld uit aan kleding
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat hoort bij:
"De werkeloosheid daalt"
A
Groeiende economie
B
Mechanisatie
C
Krimpende economie
D
Automatisering

Slide 18 - Quizvraag