First Conditional & Second Conditional

Monday March 31st

                                Good morning
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Monday March 31st

                                Good morning

Slide 1 - Tekstslide

Today's Programme
- Previous Lesson 
- Discuss First Conditional and Second
- Get to work!
Learning goal: Understand and use the first conditional and second conditional
                             (NL: voorwaarde --> resultaat / gevolg)

Slide 2 - Tekstslide

Previous lesson?
What do you remember about 
writing a review?

Slide 3 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
Wanneer gebruik je de first conditional?
* Als er aan deze voorwaarde wordt voldaan, is de kans heel groot dat dit zal gebeuren.

Dus, als iets waarschijnlijk is om te gebeuren - nu of in de toekomst.

Slide 4 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Vorm: 
Onderwerp + werkwoord (s)

Slide 5 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

Vorm: 
will + werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 7 - Tekstslide

First conditional

                ,
If-clause
Main clause
Present simple
Will + infinitive
If you leave now,
you will be on time.

Slide 8 - Tekstslide

Je gebruikt The First Conditional als iets ...... is om te gebeuren.
A
waarschijnlijk
B
niet waarschijnlijk
C
helemaal zeker

Slide 9 - Quizvraag


Je maakt de first conditional met:
A
'if' + present simple + will/won't + hele werkwoord
B
'if' + past simple + would/wouldn't + hele werkwoord
C
'if' + present simple + past simple
D
'if' + past simple + present simple

Slide 10 - Quizvraag

Which one is first conditional?
A
If it's sunny, we go to the park
B
If it's sunny, we will go to the park

Slide 11 - Quizvraag

If the winner is unsuccessful then
A
he will win the game.
B
the first runner up will take his place.
C
he will be very happy.
D
he will be the winner.

Slide 12 - Quizvraag

If I ... (to win) the lottery, I ... (to treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 13 - Quizvraag

I understand the first conditional.
A
Yes, I do!
B
I need a bit more help.
C
I need a lot more help.

Slide 14 - Quizvraag

Second Conditional
Je gebruikt de "second conditional" voor onwaarschijnlijke of onmogelijke situaties nu of in de toekomst.

Slide 15 - Tekstslide

Conditionals
  • Second conditional
 
if 
then
past simple
would + infinitive (hele ww)
If I won the lottery,
I would buy a car.

Slide 16 - Tekstslide

Second conditional

Slide 17 - Tekstslide

Verschil First & Second Conditional
Het verschil tussen de First & Second conditional zit in de waarschijnlijkheid.

Bij de first conditional is het mogelijk dat het gebeurt, bij de second conditional is de kans erg klein dat het ooit gaat gebeuren.

Slide 18 - Tekstslide

Second conditional
refers to ....
A
a future, real situation
B
un unreal, imaginary situation

Slide 19 - Quizvraag


Je maakt de second conditional met:
A
'if' + present simple / will/won't + hele werkwoord
B
'if' + past simple / would/wouldn't + hele werkwoord
C
'if' + present simple / past simple
D
'if' + past simple / present simple

Slide 20 - Quizvraag

A correct example of the second conditional is..
A
If she went to the police sooner, the thief had been caught.
B
The house smells good if my mom bakes a cake.
C
If I had a dog, I would walk in the park every day.
D
The house would smell good if my mom bakes a cake.

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin bevat een Second Conditional?
A
If you were dancing, you would be the best.
B
If I met the king, I would ask him a lot.
C
If he speaks, he will lose the money.
D
If they look at eachother, they laugh.

Slide 22 - Quizvraag

Second Conditional:
If he ... (have) a beard, he ... (look) older.
A
would have, would look
B
didn't have, would look
C
had had, would have looked
D
had, would look

Slide 23 - Quizvraag

I understand the second conditional.
A
Yes, I do!
B
I need a bit more help.
C
I need a lot more help.

Slide 24 - Quizvraag

Schrijf hier 2 dingen op
die je deze les hebt geleerd

Slide 25 - Woordweb

Get to work


Homework:

Thursday 3 April, 8th

DO: 4.4 exc 7 until 10
STUDY: Lesson 4.2 until 4.4

Slide 26 - Tekstslide

See you next lesson!

Slide 27 - Tekstslide