In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden & Signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
timer
0:30
Welk tekstverbanden ken je?
Slide 2 - Woordweb
6 belangrijke tekstverbanden
opsommend
oorzaak en gevolg
tegenstellend
uitleggend/ voorbeeldgevend
redengevend
concluderend
Slide 3 - Tekstslide
Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Welk signaalwoord? Welk tekstverband?
Slide 4 - Tekstslide
Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
maar = signaalwoord = tegenstellend verband
Slide 5 - Tekstslide
Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmotor of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.
Signaalwoord? Tekstverband?
Slide 6 - Tekstslide
Antwoord
Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.
bijvoorbeeld = signaalwoord = toelichtend verband
Slide 7 - Tekstslide
Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?
Slide 8 - Tekstslide
Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.
bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband
Slide 9 - Tekstslide
Signaalwoorden bestaan soms uit meerdere woorden...
A
Klopt!
B
Tuurlijk niet!
Slide 10 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een signaalwoord dat je tegenkomt bij twee verschillende 'verbanden'. Gebruik het bewaarblad om het op te zoeken!
Slide 11 - Open vraag
'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Tijdaangevend verband
C
Concluderend
D
Tegenstellend verband
Slide 12 - Quizvraag
timer
0:30
Signaalwoord van tegenstellend verband
Slide 13 - Woordweb
timer
0:30
Signaalwoord van redengevend (doel-middel) verband
Slide 14 - Woordweb
timer
0:30
Signaalwoord van opsommend verband
Slide 15 - Woordweb
timer
0:30
Signaalwoord van concluderend verband
Slide 16 - Woordweb
Ten eerste wil je een PS4, verder wil je een skatebord en je wil ook nog op vakantie!
A
redengevend verband
B
Tijdaangevend verband
C
opsommend verband
D
tegenstellend verband
Slide 17 - Quizvraag
Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
tijdaangevend verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 18 - Quizvraag
Het waaide vanmorgen heel hard, daardoor ben ik te laat en moet ik me om 8 uur melden.
A
Doel-middel verband
B
oorzaak-gevolg
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband
Slide 19 - Quizvraag
Vul signaalwoorden in...
Vul in de volgende zinnen iedere keer een passend signaalwoord in.
Slide 20 - Tekstslide
In de vakantie had ik een leuk bijbaantje,..... daar heb ik nu geen tijd voor.
Slide 21 - Open vraag
Ons team presteerde slecht, .... we net gehoord hadden dat onze trainer is ontslagen.