Praktijkvoering/geneesmiddelenkennis les 4

Leerdoel 
Praktijk voering: ongeveer 10 minuten. behandelen van de vragen
Geneesmiddelenkennis
Korte herhaling vorige les: 10 minuten
Uitleg hoofdstuk 6 in het boek: Bloed 30 minuten
Samenvatting les 


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktijkvoering/GMKMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel 
Praktijk voering: ongeveer 10 minuten. behandelen van de vragen
Geneesmiddelenkennis
Korte herhaling vorige les: 10 minuten
Uitleg hoofdstuk 6 in het boek: Bloed 30 minuten
Samenvatting les 


Slide 1 - Tekstslide

Praktijkvoering
Zijn er nu vragen over dit onderwerp. 

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Deze is met open en meerkeuze vragen. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke bloeddruk verlagers kennen jullie?

Slide 4 - Open vraag

Wat kan een oorzaak zijn voor een verlaagd Hb
A
Zwangerschap
B
Mineralen te kort
C
IJzer te kort
D
Geen idee

Slide 5 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je Isosorbidemononitraat
A
Hypotensie
B
Pijn op de borst
C
Hypertensie
D
Geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Wat kan een Beta-blokker voor bijwerking hebben
A
Hypotensie
B
Geen idee
C
Flauwvallen
D
te lage hartslag

Slide 7 - Quizvraag

Mag iemand met een bloeddruk verlager een NSAID
A
nee
B
Geen idee
C
ja

Slide 8 - Quizvraag

wat kan er gebeuren bij een vitamine B12 te kort
A
incomplete dwarslaesie
B
Geen idee
C
vermoeidheid
D
verminderd gevoel

Slide 9 - Quizvraag

Bij wie komt een vitamine B11 te kort veel voor
A
Mensen met obesitas
B
Mensen die vegetarisch zijn
C
Mensen die alcoholist zijn
D
Geen idee

Slide 10 - Quizvraag

Welke medicatie werkt voor meer urineproductie
A
ACE-remmers
B
Beta-blokker
C
Calciumantagonisten
D
Diuretica

Slide 11 - Quizvraag

welke methode gebruik je voor toedienen vitamine B12 maak hiervan een foto

Slide 12 - Open vraag

Welke medicatie moet je krijgen bij vitamine B11 te kort
A
Folizuur
B
Foliuzuur
C
Foliumzuur
D
Foliazuur

Slide 13 - Quizvraag

In welke situatie krijg je Foliumzuur extra via de arts
A
Zwangerschap
B
Alcoholisme
C
Reuma
D
Auto-immuun

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

vervolg hoofdstuk 6

Slide 16 - Tekstslide

Bloedstolling
Wat doet de bloedstolling? 

Slide 17 - Tekstslide

De bloedstolling
De bloedstolling is een belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam. Het voorkomt bloedverlies en het verhindert het binnendringen van micro-organismen bij beschadiging van huid en slijmvliezen. 

Slide 18 - Tekstslide

Welke gevaren van de bloedstolling kennen jullie?

Slide 19 - Open vraag

Gevaren van bloedstolling
Dat is bloedstolling in de vaten, we noemen dit ook trombose. We kennen 2 vormen van trombose veneuze trombose, dit is bijvoorbeeld een longembolie en arteriële trombose, dit is bijvoorbeeld een hartinfarct. 

Slide 20 - Tekstslide

Proces tot een trombus (korst)
Er zijn in het lichaam 2 processen die worden geactiveerd bij weefselschade zowel in als uitwendige schade. Het eerste proces dat er ontstaat zijn dat er fibrinedraden worden aangemaakt om te zorgen dat er een visnet wordt gemaakt. Dit wordt gedaan door protrombine, dit wordt gevormd door de lever en voor de aanmaak hebben we vitamine K nodig. 

Slide 21 - Tekstslide

Proces tot een trombus (korst)
Het 2e proces die wordt geactiveerd is het aantrekken van bloedplaatjes( trombocyten) naar elkaar dit gebeurt door bloedplaatjes adhesie en daarna gaan ze aan elkaar plakken en dit heet bloedplaatjesaggregratie. Dit samen met de Fibrinedraden vormt het bekende korstje of te wel trombus.
Hierbij trekt ook het bloedvat nog iets samen vasoconstrictie om bloedverlies te voorkomen 

Slide 22 - Tekstslide

Werking van de antistollingmedicatie
Bij gebruik van antistollingsmedicatie werkt dit dus op het maken van fibrinedraden en het proces van de aantrekking tussen de trombocyten. 
Elke vorm van antistollingsmedicatie heeft invloed op een ander proces in het maken van een trombus. Of het samentrekken van het bloedvat. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

De verschillende medicaties en hun werking. 

Slide 25 - Tekstslide

Trombocytenaggregatieremmers
Dit zijn plaatjes remmers deze worden vooral gebruikt bij mensen met een Hartinfarct of een beroerte.
Dit zijn de:
Acetylsalicylzuur 80mg per dag 1d1t 
Carbasalaatcalcium 100mg per dag 1d1t 
Deze beide medicaties kunnen ook worden gebruikt bij pijn en koorts maar dan in veel hogere doseringen. 

Slide 26 - Tekstslide

Andere medicatie in deze groep zijn 
Clopidogrel = Plavix/Grepid
Dipyridamol = Dipyridamol
Prasugrel = Efient/Prasugrel
Ticagrelor  = Brilique
Ook deze kunnen gecombineerd worden met de Acetylsalicylzuur

Slide 27 - Tekstslide

Vitamine K-antagonisten
Dit wordt in de volksmond een bloedverdunner genoemd maar het werkt op het stollingsproces, waardoor het bloed minder snel stolt. Bekende medicatie is:
Acenocoumarol werking 48 uur (waardoor vaker voorgeschreven
Fenprocoumon werking van enkele dagen. 
Deze mensen staan onder controle van de trombosedienst op hun bloedstollingstijd. Dit is de INR waarde. Bij iemand zonder medicatie is dit 1 en met medicatie moet het zijn tussen de 2.0 en 3.5. 

Slide 28 - Tekstslide

Mag iemand met vitamine K-antagonisten NSAIDs gebruiken.
Ja
Nee
geen idee

Slide 29 - Poll

Vitamine K-antagonisten
Iemand die Acencoumarol of Fenprocoumon gebruikt mag alleen paracetamol gebruiken. NSAIDs verlengen de bloedingstijd waardoor als een patient een wondje heeft het nog langer blijft bloeden. Ook geeft deze medicatie een kans op een maagbloeding en bij een verlengde bloedingstijd kan dit levensbedreigend zijn. 

Slide 30 - Tekstslide

Vitamine K-antagonisten bijwerkingen
Indien iemand verkeerd is ingesteld op zijn medicatie zal deze patiënt onderhuidse bloedingen krijgen en bloedneuzen en hematurie (bloed in de urine) 
Heeft iemand dus een afwijkend INR gemeten dus hoger dan 3.5 bij de trombosedienst zal deze persoon vanaf dat moment een aantal dagen moeten stoppen met zijn medicatie en krijgt hij vitamine K voorgeschreven om de stolling verkorten. En daarna weer prikken en opnieuw instellen.  

Slide 31 - Tekstslide

Evaluatie van de les: wat vond je van de les?
Interessant, ik heb er iets van geleerd.
Gaat wel, ik heb het niet helemaal begrepen.

Slide 32 - Poll

In vergelijking met vorige les vond ik deze les
veel beter
beter
hetzelfde
slechter
veel slechter

Slide 33 - Poll

Heb je nog tips en tops voor mij?

Slide 34 - Open vraag

Na de vakantie
Gaan we verder met het laatste stukje hoofdstuk 6. 

Slide 35 - Tekstslide