3.2 Zien deel 2

Welkom, pak je chromebook
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom, pak je chromebook

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag in de les
  • Herhaling 
  • Lesdoelen
  • Uitleg 3.2 Zien
  • Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:30
Lens
Pupil
Iris
Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:30
Zintuigen zetten prikkels om in impuls
Zenuwencellen sturen impuls naar hersenen
Bewust van de prikkel, hersenen nemen beslissing
Hersenen sturen impuls naar zenuwen
Lichaam reageert op prikkel

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De gele vlek is de plaats waar...
timer
1:00
A
De verhouding kegeltjes en staafjes gelijk zijn zodat je een helder beeld hebt
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best contouren kan zien
C
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
D
de plaats waar geen kegeltjes en geen staafjes zijn, je ziet dan vooral geel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle impulsen gaan vanuit de zintuigen naar de hersenen
timer
0:30
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke zintuigcel zie je kleuren?
En waar liggen deze zintuigcellen?
timer
1:00
A
Kegeltjes - In het hoornvlies
B
Kegeltjes - In het netvlies
C
Staafjes - In het hoornvlies
D
Staafjes - In het netvlies

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit vangen de zintuigcellen in je zintuigen op
timer
1:00
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kan je;
  • uitleggen hoe de pupilreflex werkt
  • in je eigen woorden uitleggen hoe het kan dat je scherp kan zien en wanneer je eventueel een bril nodig hebt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreflex: regelt het aantal licht dat op je zintuigcellen valt. Beschermt zintuigcellen.
kringspieren: pupil wordt klein

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreflex
Pupilreflex: het groter worden van je pupillen bij weinig licht en het kleiner worden van van je pupillen bij veel licht; gebeurt door lengtespiertjes en een kringspier in de iris.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreflex
Bij veel licht trekt de kringspier samen, en wordt de pupil kleiner.

Bij weinig licht trekken de lengtespiertjes samen, de pupil wordt groter.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scherp zien
De lens zorgt ervoor dat een beeld scherp op je netvlies komt.

Je lens kan van vorm veranderen doordat deze elastisch is.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scherp zien
Accomoderen: het boller en platter maken van de ooglens

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Straallichaam: een kringspier om de ooglens, die de lens boller en platter kan maken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex. Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van dichtbij scherp zien =
lens A of lens B?

Want de lens is ........
en de lensbandjes zijn .....

A
Lens B lens is plat lensbandjes zijn strak
B
Lens A lens is plat lensbandjes zijn slap
C
Lens A lens is bol lensbandjes zijn slap
D
Lens B lens is bol lensbandjes zijn strak

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen we op de gele vlek het scherpst of het minst scherp zien?
A
het scherpst
B
het minst scherp

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb ik dan een bril nodig?
Verziend: het beeld valt achter het netvlies, je krijgt een bril met bolle (+) lenzen

Bijziend: beeld valt voor je netvlies, je krijgt een bril met holle (-) lenzen

Slide 19 - Tekstslide

Oorzaken dat je een bril nodig hebt:
  • Bijziendheid: dan is je oogbol te lang of je hoornvlies te bol, het beeld valt voor je netvlies
  • Verziendheid: als je oogbol te kort is of je hoornvlies te vlak, het beeld valt dan achter je netvlies
  • als je ouder wordt wordt je ooglens stijver waardoor het moeilijker wordt om scherp te stellen op dingen dichtbij (lezen)
Is dit een bijziend of een verziend oog?
timer
0:30
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de lens kunnen we scherp zien, maar hoe werkt dat dan?
timer
2:00

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze persoon bijziend of verziend?
timer
0:30
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk
Hf 3.2 opdracht: 17 a,b en c, 22c, 25, 26,

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies