Grammar chapter 6

Welcome class
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welcome class

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chapter 6: Having a good time!
Leerdoelen: 
Ik kan pitfalls (valkuilen) in het Engels herkennen en ze vermijden.

Aan het einde van de les kun de future tenses correct gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
-Vocabulary
-New grammar
-Practise together
-Summary of all tenses

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 weeks left 
1. Make sure you start studying for the test!
2. Extra practice material in Classroom
3. Use SlimStampen
4. KWT Engels
 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PWW3: chapter 5 & 6 
All words chapter 5 & 6
- Grammar chapter 5: prefixes and suffixes 
-Grammar chapter 6: Summary of the tenses & pitfalls - Irregular verbs workbook B: p 216 + 217

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mini vocab SO
Grab a pen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word associations
= woord associaties

For example: Dinner

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future
Future

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future: present simple 
De present simple future gebruik je bij:
- V..... ti....... / r......... / sch........ 

Vorm van de present simple --> ____________________
- The movie starts at 20:15, we have time to buy popcorn first.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
This lesson __________ in 30 minutes.
timer
0:20
A
finish
B
is finishing
C
will finish
D
finishes

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
                               __________ + verb + _____________

  • Afspraken waarvan de tijd en/of plaats al vast staat (geregeld)
  • We are having dinner at a restaurant at 6.30.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be going to of present cont.
- Afspraak die vast staat = present continuous future
    I'm playing videogames this afternoon, I need to relax. 

- plan wat niet vast staat, een intentie = to be going to + ww
    I am going to buy a new car soon

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
Mom, what ... (to eat, we) tonight?
I don't know yet, either pasta or pizza.
timer
0:20
A
are we eating
B
are we going to eat
C
do we eat
D
shall we eat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Future will/shall
De future vorm will + heel ww en shall + heel ww wordt gebruikt om iets aan te bieden, iets te beloven, of om voorspellingen te maken (zonder bewijs)     I/we vraag = shall
-The teacher will help you.
- I promise, I will do the dishes tonight. 
- I predict I will ace this test, I studied so hard! 
- Shall I walk the dog tonight

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
The weather forecast says that
there ... snow.
timer
0:20
A
is
B
is being
C
shall be
D
will be

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
Dad, ... (to go, I) with you
to the mechanic?
timer
0:20

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the future tense:

I promise two of us ....... (be) invited.
timer
0:20

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pitfalls = valkuilen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Find the mistakes:
We where on our way too the classroom, when the bell rang.

Than they asked me: ‘Where we’re you today?’

I went too Bali.

We where doing fun activities.
































 













Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I don't know how ___ do these exercises. Can you help?
timer
0:10
A
to
B
too

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

to
too
we have __ much homework!
Let's go __London.
Do you like football __?
You don't have __ worry.
He gave it __ me.
He works __ earn money.

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Then or than?
Then = toen, daarna of dan
Verwijst naar tijd
We watched a movie. Then we went to the restaurant.

Than = dan
Gebruik je bij vergelijkingen
I am taller than my brother

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My dad's company made more profit ___ last year.
timer
0:10
A
then
B
than

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

First we went through customs and ___ we picked up our luggage.
timer
0:10
A
then
B
than

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friend drove me ___ my doctor's appointmment.
timer
0:10
A
to
B
too

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Less/ fewer = minder
Fewer: voor dingen die je kunt tellen 
Less: voor dingen die je NIET kunt tellen

I bought fewer magazines than last year. 
My mother spent less money on groceries last week.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Your OR you're
"Your" is een possessive (bezittelijk voornaamwoord) en betekent jouw

"You'reis een contraction (samentrekking) van you en are en betekent jij bent.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You made it around the track in under a minute, ____ fast!
timer
0:10
A
your
B
you're

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

It looked like ___ wasn't anything they could do.
timer
0:10
A
there
B
their
C
they're

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_1_ going to love going _2_,
I heard _3_ food is the best!
timer
0:15
A
1 =their, 2=there, 3 =they're
B
1=there, 2=their, 3=they're
C
1=they're, 2=there, 3=their
D
1=they're, 2=their, 3=there

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Where OR Were 
You use where to talk about a location.

Were is a past form of to be --> we're

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

___ really hard to tell the difference between a jaguar and a leopard.
timer
0:10
A
It's
B
Its

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The museum needs to update ___ online schedule for summer.
timer
0:10
A
it's
B
its

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

wie/wiens
wie is
Homework
What: Ex. 53, 54, 55, 56
Where: Page 140
Help: use grammar 12 + your notes
How: Individually
Outcome: discuss the answers
timer
15:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies