SMS klas 5: oefendictee thema 4.

SPELLING THEMA 4.
SMS KLAS 5; 
Thema 4 FANTASIE.
Juf GT.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SPELLING THEMA 4.
SMS KLAS 5; 
Thema 4 FANTASIE.
Juf GT.

Slide 1 - Tekstslide

Doel
                                                          Ik weet welke woorden ik altijd moet                                                            schrijven met een hoofdletter.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer plaats je hoofdletters?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord moet niet met een hoofdletter?
A
kerst
B
femke
C
basisschool de wegwijzer
D
december

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de woorden op die een hoofdletter moeten krijgen?
pasen - hond - max - juf giralda - aruba - rode kruis

Slide 6 - Open vraag

Luister goed en schrijf op:

Slide 7 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 8 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 9 - Open vraag

Luister goed naar deze zin.

Slide 10 - Open vraag

Spelling -heid en -teit

Slide 11 - Tekstslide

Doel van de les
Je leert hoe je woorden met
  -heid en -tijd schrijft


Slide 12 - Tekstslide

Woorden met -heid en -teit


Je hoort  -heit                               Je hoort -teit
Je schrijft -heid                            Je hoort -teit
snelheid & majesteit

Slide 13 - Tekstslide

- heid
- teit
aanwezig....
bijzonder....
creativi...
kwali...
majes....
over....

Slide 14 - Sleepvraag

Maak het woord af.
moeilijk....
A
teit
B
tijd
C
hijd
D
heid

Slide 15 - Quizvraag

Luister naar het woord.
Dit woord is met ....
A
-heid
B
-teit

Slide 16 - Quizvraag

Maak het woord af.
majes........
A
teit
B
tijd
C
hijd
D
heid

Slide 17 - Quizvraag

Maak het woord af.
verkoud.....
A
teit
B
tijd
C
hijd
D
heid

Slide 18 - Quizvraag

Luister naar het woord.
Is het ....
A
-heid
B
-teit

Slide 19 - Quizvraag

Maak het woord af.
activi....
A
teit
B
tijd
C
hijd
D
heid

Slide 20 - Quizvraag

Luister goed en schrijf op.
Schrijf alleen de woordjes onder elkaar.

Slide 21 - Open vraag

Woorden met age - oge en ege.
                                     
                                     GARAGE, je hoort aazje, maar je schrijft age.
                                       HORLOGE, je hoort oosje, maar je schrijft oge.
                                     MANEGE, je hoort eesje, maar je schrijft ege.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welk woord is fout geschreven?
A
garaage
B
horloge
C
reportage
D
slijtage

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
ravage
B
raportage
C
bagage
D
etage

Slide 25 - Quizvraag

Wat moet er achter de woorden komen? (age, ege of oge)
Typ het HELE woord.
horl...
man...
mass...

Slide 26 - Open vraag

Luister goed en schrijf het woord op.

Slide 27 - Open vraag

Luister goed en schrijf het woord op.

Slide 28 - Open vraag

Luister goed en schrijf het woord op.

Slide 29 - Open vraag

Luister goed en schrijf het woord op.

Slide 30 - Open vraag

Luister goed en schrijf het woord op.

Slide 31 - Open vraag

SUCCES MET JE DICTEE!!

Slide 32 - Tekstslide

Ik ben klaar voor mijn dictee.
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 33 - Poll