4M Oefenvragen thema 9 planten

4M Oefenvragen thema 9 planten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

4M Oefenvragen thema 9 planten

Slide 1 - Tekstslide

De cellen uit de 4 rijken hebben verschillende kenmerken. Weet je nog welke cellen dit zijn? 
Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 2 - Sleepvraag

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 3 - Sleepvraag

De bouw van een Blad
Bladschijf
Zijnerf
Bladmoes
Bladsteel
Hoofdnerf

Slide 4 - Sleepvraag

In de afbeelding zie je een doorsnede van een blad, gezien door een microscoop. 
Enkele delen zijn rood omrand. Sleep de X naar het rood omrande deel dat uit één soort weefsel bestaat.
Leerdoel: Je kunt de het belang van deze bouw en functie van het blad voor de fotosynthese beschrijven. 
X

Slide 5 - Sleepvraag

Op een droge dag in de zomer staat een plant in de zon. Hoe zullen de huidmondjes eruitzien?
A
zoals in afbeelding 1
B
zoals in afbeelding 2

Slide 6 - Quizvraag

Floortje koopt op een zaterdagmorgen een bos rozen en zet deze meteen in een vaas voor het raam.

Kan er in de bladeren aan de rozentak fotosynthese plaatsvinden? En verbranding?

A
geen van beide
B
alleen fotosynthese
C
alleen verbranding
D
zowel fotosynthese als verbranding

Slide 7 - Quizvraag

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is de stroomrichting van de houtvaten?
A
Omlaag
B
Omhoog
C
Naar het blad
D
Van het blad af

Slide 9 - Quizvraag

Wat vervoeren de houtvaten?
A
Water en mineralen
B
Water en glucose
C
Water en zuurstof
D
Water

Slide 10 - Quizvraag

Wat vervoeren de bastvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 11 - Quizvraag

Houtvaten vervoeren
A
water en mineralen vanuit de bladeren naar de andere plantendelen.
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren.

Slide 12 - Quizvraag

Bastvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen
B
water met glucose vanuit de wortels richting de bladeren

Slide 13 - Quizvraag

Een vaatbundel bestaat uit ...
A
houtvaten en nerfvaten
B
bastvaten en suikervaten
C
houtvaten, suikervaten en nerfvaten
D
bastvaten en houtvaten

Slide 14 - Quizvraag

Transport omhoog in een stengel komt o.a. door....
A
spierkracht
B
zwaartekracht
C
verdamping van water uit de huidmondjes
D
zuigkracht van de bastvaten

Slide 15 - Quizvraag

Een peen is een verdikte wortel die reservestoffen bevat.
Hoe komen de reservestoffen in de peen?
A
via bastvaten
B
via houtvaten
C
via haarvaten
D
via wortelharen

Slide 16 - Quizvraag

Als je joodoplossing bij zetmeel druppelt dan...
A
Verandert er niks aan de kleur
B
Wordt de kleur rood
C
Wordt de kleur blauw
D
Wordt de kleur geel

Slide 17 - Quizvraag

Zet de onderdelen op de juiste plek. 
Leerdoel 1
Je kunt de bouw en functie van bladeren beschrijven en het belang hiervan voor fotosynthese
Zonlicht
Wortels met wortelharen.
Glucose
Koolstofdioxide
Water
Zuurstof
blad met huidmondjes

Slide 18 - Sleepvraag

Houtvaten
Bastvaten
Vervoer Water / mineralen
Vervoer energierijke stoffen

Slide 19 - Sleepvraag

Vezels
Houtvaten
Bastvaten
Vaatbundel

Slide 20 - Sleepvraag

Houtvat
Bastvat

Slide 21 - Sleepvraag

Welk nummer geeft de houtvaten aan bij de nerf?
A
1
B
2
C
3

Slide 22 - Quizvraag

In welke richting vindt transport via houtvaten plaats?
A
wortel naar bladeren
B
bladeren naar wortel
C
beide richtingen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is nummer 1?
A
bladgroenkorrel
B
vaatbundel
C
vezels
D
wortels

Slide 24 - Quizvraag

In welke richting vindt transport via bastvaten plaats?
A
wortel naar bladeren
B
bladeren naar wortel
C
beide richtingen

Slide 25 - Quizvraag

De gemaakte glucose stroomt via de bastvaten naar de wortel van een plant.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Hennepplanten worden gebruikt voor de productie van stevig touw. Welke van deze onderdelen zijn het meest geschikt voor de productie van touw?
A
bastvaten
B
houtvaten
C
vezels
D
vacuolen

Slide 27 - Quizvraag

Een bladskelet ontstaat doordat het bladmoes (het weefsel tussen de nerven) sneller wegrot dan de nerven. Waarom rot bladmoes sneller weg dan nerven?
A
omdat bladmoes veel water bevat dat verdampt
B
omdat de opperhuid beschermt alleen de nerven
C
omdat kleinere cellen bevat en die breken sneller af
D
omdat nerven vezels en houtvaten bevatten

Slide 28 - Quizvraag

Wat neemt het plantje via wortelharen op uit de bodem?
A
glucose
B
mineralen
C
glucose en water
D
water en mineralen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de functie van de zaadhuid van een bruine boon?
A
water opnemen
B
de boon beschermen
C
hiermee zat hij vast aan de moederplant
D
geen functie

Slide 30 - Quizvraag

Waar neemt de boon het vocht door op?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de fases van de levenscyclus van een plant?
A
kieming, volwassen plant, kiemplant
B
kiemplant,kieming, volwassen plant
C
kieming, kiemplant, volwassen plant

Slide 32 - Quizvraag


Welk nummer is de kiem?
A
1
B
4
C
7
D
8

Slide 33 - Quizvraag

Wat bedoelen we met de levenscyclus van de plant?
A
Het plantje dat boven de grond groeit.
B
De levenscyclus is de ontkieming van de plant
C
Alle fasen die een plant doorloopt in zijn leven
D
Als de plant doodgaat.

Slide 34 - Quizvraag

Wat zit er in de zaadlobben?
A
Reservevoedsel
B
Het kiemplantje
C
Het zaadje
D
De kiem

Slide 35 - Quizvraag

Bestudeer de tekening van de ontkieming van een plant.
Waardoor worden de zaadlobben bij de ontkieming steeds kleiner en vallen ze af?

A
In de zaadlobben zit reservevoedsel en de plant heeft geen voedsel meer nodig.
B
In de zaadlobben zit water en de plant neemt nu water op met de wortels.
C
In de zaadlobben zit reservevoedsel dat gebruikt is tijdens het ontkiemen.
D
Ze vallen niet af, ze groeien uit tot grote bladeren

Slide 36 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

Met welk nummer worden de zaadlobben aangegeven?
A
Met nummer 1
B
Met nummer 2
C
Met nummer 3
D
Met nummer 4

Slide 37 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij groei?
A
mitose
B
plasmagroei
C
celstrekking
D
meiose

Slide 38 - Quizvraag

Plant X ontkiemt in maart, maakt wortels, stengels en bladeren. In de winter vallen zijn bladeren af. In het voorjaar daarna maakt hij nieuwe bladeren, vruchten en zaden. Daarna sterft hij.
Plant X is een....
A
eenjarige
B
tweejarige
C
meerderjarige
D
cactus

Slide 39 - Quizvraag