Les 2: Tegenwoordige tijd PV

Werkwoordspelling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm?
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord en hangt samen met het onderwerp.

  • Er zijn twee manieren om de persoonsvorm te vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Tijdproef
  • Zet de zin in een andere tijd (maak van een zin in de tegenwoordige tijd de verleden tijd en andersom). Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Joost wil graag een ijsje.                       Tegenwoordige tijd.
  • Joost wilde graag een ijsje.                 Verleden tijd.

  • Wil - Wilde = Wil is dus de persoonsvorm.

Slide 7 - Tekstslide

Getalproef
  • De getalproef: verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Ik kijk vanavond naar de beste film die ooit gemaakt is.
  • Wij kijken vanavond naar de beste film die ooit gemaakt is.
  • Kijk is dus de persoonsvorm

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Open les 2

Lees het stappenplan door en maak de opdrachten.

Klaar? Lees dan verder in je boek.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1
Je hebt geconstateerd dat je een werkwoord moet spellen en dat het de persoonsvorm is.


Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1
Je hebt geconstateerd dat je een werkwoord moet spellen en dat het de persoonsvorm is.

Stap 2
De persoonsvorm moet in de tegenwoordige tijd worden geschreven.

Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.

a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?


Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.

a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?

  1. Hoewel het tropisch weer is, [lopen] ik toch mijn dagelijkse 10 kilometer.
  2. Ook tijdens de hitte [willen] je toch in vorm blijven?
  3. [aarzelen] je zusje wel of ze mee gaat lopen?




Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.
a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?
b) Is het de meervoudsvorm?

  1. Als die situatie zich nog eens voordoet, [besluiten] we wat we gaan doen.
  2. Verschillende voetbalclubs [willen] dat toptalent van Cambuur inlijven.
  3. Er [kunnen] een aantal buien vallen.
  4. Het aantal overtredingen [vallen] mee.






Slide 16 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3
Beoordeel nu hoe je moet vervoegen. Bepaal het onderwerp.
a) Is het de ik-vorm of staat je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm?
b) Is het de meervoudsvorm?
c) Is het iets anders?

[interesseren] je vader zich ook in de economie van Madagascar?
Samen met het team van adviseurs [brainwashen] Trump de kiezers met gelogen verhalen en cijfers.






Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

[rennen] je vader daar nou net weg voor een bruine beer? (PVTT)

Slide 19 - Open vraag

Jij [houden] Maria al weken aan het lijntje. (PVTT)

Slide 20 - Open vraag

De docent (starten) de les en (controleren) het huiswerk.

Slide 21 - Open vraag

[vormen] u nu een goed voorbeeld voor de rest? (PVTT)

Slide 22 - Open vraag

Het is logisch dat Els dat boek [lenen] van Jurre. (PVTT)

Slide 23 - Open vraag

[vormen] u nu een goed voorbeeld voor de rest? (PVTT)

Slide 24 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zin: Hou... jij je meestal aan die regels?
A
dt
B
d
C
t

Slide 25 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 26 - Quizvraag

Persoonsvorm t.t.
(Worden) jij ook weleens moe van al die regen?

Slide 27 - Open vraag

Persoonsvorm t.t.
(Branden) jouw vinger als je hem tegen die hete plaat aan (houden)?

Slide 28 - Open vraag

persoonsvorm t.t.
Hij (verbranden) de houtblokken.
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 29 - Quizvraag

persoonsvorm t.t.
Het weer (veranderen) elke dag.
A
veranderd
B
verandert

Slide 30 - Quizvraag

Persoonsvorm t.t.:
(Vinden) ... jij het leuk om deze quiz te doen?
A
vindt
B
vind
C
vond
D
vondt

Slide 31 - Quizvraag

persoonsvorm t.t.
Deze week (worden) het lekker weer.
A
wordt
B
word

Slide 32 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zin: Hou... jij je meestal aan die regels?
A
dt
B
d
C
t

Slide 33 - Quizvraag

Persoonsvorm t.t.
(Worden) jij ook weleens moe van al die regen?

Slide 34 - Open vraag

Lekker bezig, ga zo door!

Slide 35 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t.
(Branden) jouw vinger als je hem tegen die hete plaat aan (houden)?

Slide 36 - Open vraag

persoonsvorm t.t.
Hij (verbranden) de houtblokken.
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 37 - Quizvraag

persoonsvorm t.t.
Het weer (veranderen) elke dag.
A
veranderd
B
verandert

Slide 38 - Quizvraag

Persoonsvorm t.t.:
(Vinden) ... jij het leuk om deze quiz te doen?
A
vindt
B
vind
C
vond
D
vondt

Slide 39 - Quizvraag

persoonsvorm t.t.
Deze week (worden) het lekker weer.
A
wordt
B
word

Slide 40 - Quizvraag

Wat ging goed?

Slide 41 - Tekstslide

Ik kan de persoonsvorm t.t schrijven.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 42 - Poll