25012023 lesson 1: Modal verbs and Present Perfect

Welcome!
LessonUp class
 rqzgw 

Today's class: Planning this term / test from the testweek / Unit 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
LessonUp class
 rqzgw 

Today's class: Planning this term / test from the testweek / Unit 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The test from the testweek
Handelingsdelen: 
Onvoldoende = geen cijfer voor engels = niet over
As a class you did really well! 

Will not discuss it in class, you can stay after class, or come to my Flex 
Friday 8e

Slide 2 - Tekstslide

Sahra = Book
(Ines) 
Dagna = Book & Speech
This term
Planner 
Tests 
Homework Check
Two Weeks with the Queen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planner

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tests
(Ftest Writing)
Writing test - 1x
Unit test U5 & 7 - 2x

Handelingsdeel: book Two weeks with the queen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework Check
Read your planner. Everything we learn & the exercises we make in this week you have to know/finish next week.

I will pick someone every lesson and check

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Two weeks with the queen
Make A Personal Idiom File

Chapter 1& 2

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

While reading
Reading file : PIF

Sticky notes 
for words you don't know yet 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You work! 
Chapter 4: Inventions
Lesson 1

Let's read the text and make Exercise 1-6 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 4.1 
Modal verbs

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Auxiliary verbs 
Om aan te geven dat je iets kan, moet, mag, zou moeten, niet mag, niet kan etc. etc. gebruik je modale hulpwerkwoorden oftewel modal verbs. 

Een modal verb in zijn eentje komt niet voor: er volgt altijd een ander werkwoord op. Je mag IETS niet, je moet IETS. Dat IETS geef je aan door een ander werkwoord. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Must, have to en should zijn alle drie hulpwerkwoorden en betekenen alle drie moeten. Toch hebben ze niet alle drie dezelfde betekenis van moeten. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omdat het hulpwerkwoorden zijn, kan je ze nooit als enige werkwoord in de zin gebruiken. Er moet altijd een werkwoord bij. Hiervoor gebruik je altijd het hele werkwoord. 

Bijvoorbeeld: I'm hungry, I must eat something. 

In deze zin staat het hulpwerkwoord must en hebben we hele werkwoord eat er achter gezet.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
Veranderen niet van vorm. Hele werkwoord komt er achter.

  • Should: advies, geen verplichting
  • Must: spreker verplicht zichzelf, advies: geen verplichting
  • Have to: verplichting

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Modal Verbs

  • must + Verb:
- sterk advies/spreker vindt dat iets moet;het is niet verplicht. => She must go to the doctor.
                                                                                                                                         Must I go to the doctor?

mustn't + Verb:
- Niet moeten/mogen .                                                                                 =>   I mustn't be home late.
                                                                                                                           You musn't tell people what to do


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Modal Verbs
  • have to / has to + Verb :
- verplichting: een actie moet gedaan worden =>  You have to take your medication.
                                                                                                         Do I have to take my medication?
  • don't/ doesn't have to + Verb 
- niet hoeven                                                                   =>  You don't have to do this if you don't want to
                                                                                               =>  Doesn't Emily have to wait for her father? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Modal Verbs

  • should + Verb : (zou) eigenlijk moeten 
-advies: het is verstandig om iets te doen, maar niet verplicht. => You should eat something.
                                                                                                                                          Should I eat something?
  • Shouldn't + verb  : (zou) eigenlijk niet moeten 
                                                                                             => You shouldn't eat too much sugar
                                                                                        => Shouldn't you leave some candy for your sister?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs 
Wat
Have to, should en must
Wanneer
Om aan te geven dat iets gedaan moet worden. 
Hoe
Have to - wanneer iets gedaan moet worden
should- om advies te geven. (niet verplicht)
Must- Spreker vind zelf dat iets gedaan moet worden & iemand sterk aanraden iets te doen. 
Signaalwoorden
-
Voorbeelden
You should exercise to get more energy.
must go to bed early tonight. 
You have to drive at the right side of the road. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct modal:
You ....................... do it, it's in the rules!
A
must
B
have to
C
should
D
could

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 4.2 
Present perfect 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar : Present perfect
Wanneer gebruik je het? 

je gebruikt present perfect wanneer iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer
(= voltooid tegenwoordige tijd)
of iets dat in het verleden begonnen is en nog steeds aan de gang

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 
Hoe maak je de present perfect? 
have/has + voltooid deelwoord

(--> regelmatige werkwoorden krijgen -ed onregelmatige werkwoorden hebben eigen vorm)
checkbook p149 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                          present perfect

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
all actions happened in the past but:
1. when is not important:          I have finished my homework.
2. is still going on:                        I have lived here for 2 years
3. result is important now:       I have lost my key (and can't get in)
4. with words: just, lately, recently and yet. (see FYNE JAS)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mnemonic!
fijne jas 
f - for
y - yet
n - never                     + recently
e - ever
j - just
a - already / always
s - since

Slide 26 - Tekstslide

Signaal woorden
Present Perfect:
2. I __________ a teacher since 2002.
A
was
B
have be
C
have been
D
had be

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect:
1. I ____ recently ______ this this film.
A
didn't ... read
B
have ... readed
C
have ... read
D
had ... read

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect:
1. I _____________ my homework yet.
A
have finish
B
has finished
C
did finished
D
haven't finished

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Check


Any questions?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You work! 
Chapter 4: Inventions
Lesson 1

 Exercise 7&8

Finished? make exercise 9

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Next Lesson: Friday
Write down your homework from the planner:

study phrases Unit 4

Bring: Chromebook (charged!) & Two weeks

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies