2324 3HV+ week 6 personen/ dingen vervangen door le, la, l', les

Bonjour!

- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes

                       MERCI!

timer
3:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes

                       MERCI!

timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les.....


Kun je een zin eenvoudiger maken door een persoon of ding te vervangen le, la, l' of les

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Noem voorbeelden.

Slide 3 - Woordweb

Persoonlijke voornaamwoorden
Kan een persoon, dier of ding aangeven en soms zelfs ook een zelfstandig naamwoord vervangen.

Het persoonlijk vnw kan verschillende functies hebben:
- Als onderwerp. Bijv. ik, jij, wij
- Als lijdend voorwerp. Bijv. mij, jou, hem
- Als meewerkend voorwerp. Bijv. (aan) mij, (aan) jou, (aan) hem


Slide 4 - Tekstslide

onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef

Slide 5 - Sleepvraag

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek mijn broer

ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
mijn broer = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)

Slide 6 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek mijn broer

Mijn broer kun je vervangen door hem 
- > Ik zoek hem

hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Slide 7 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Nederlands                                   Frans

het                                                   le, la, les, l'
hem                                                 le, l'
haar                                                 la, l' 
ze (meervoud)                               les 

Slide 8 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek mijn broer -> Je cherche mon frère

Ik zoek hem -> Je cherche le

Maar: in het Frans een andere woordvolgorde! 
Je le cherche

Slide 9 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze                -> Je les cherche

Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
                                          Je la regarde 

Slide 10 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord



Slide 11 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
plaats: 
- voor de persoonsvorm (het eerste ww na het onderwerp)
- voor het hele werkwoord (infinitief)

Je mange la pomme. Je la mange.
J'ai mangé la pomme. Je l'ai mangé.
Je veux manger la pomme. Je veux la manger.




Slide 12 - Tekstslide

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.

Slide 15 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 16 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 18 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Tu aimes le jus d'orange.
A
Tu le aimes
B
Tu la aimes
C
Tu l'aimes
D
Tu les aimes

Slide 19 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je vois la prof.

Slide 20 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange les pizzas.

Slide 21 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
J'adore le parfum.

Slide 22 - Open vraag

Je regarde les photos de Nice
..................................................................
Je vais regarder les photos de Nice
......................................................................
J'ai regardé les photos de Nice
.....................................................................

Slide 23 - Tekstslide

J'achète une voiture
..................................................................
Je vais acheter une voiture
......................................................................
J'ai acheté une voiture
.....................................................................

Slide 24 - Tekstslide

Au travail!

Maken

  •  ex. 29, 30, 31, 32a blz. 120-123
  • extra oefenen ex. 17 p.148

Slide 25 - Tekstslide

Doel bereikt?
Ik kan een lijdend voorwerp in een Franse zin vervangen door le, la, l' of les (persoonlijk voornaamwoord) 



Slide 26 - Tekstslide

Check-out            bespreek in je groepje
Dit vond ik moeilijk .......................
Welk cijfer geef je je werkhouding?
Wat wil je de volgende les anders doen?
Heb ik hulp nodig? ja - nee
Van wie heb ik hulp nodig?

Slide 27 - Tekstslide