Les 5 09-10-2024 Tag der deutschen Einheit, üben verben haben sein werden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Les 5 09-10-2024 

Herzlich Willkommen

beim Deutschunterricht

Wie wir zusammen arbeiten

• Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, laptop

• We praten zoveel mogelijk in het Duits
  
  
• We luisteren naar elkaar
  
  
• Bij vragen steken we ons arm omhoog

Lessonup

klascode

 gjlqx

Klassensprache

Kann ich auf die Toilette gehen, bitte?

Darf ich zur Toilete gehen, bitte?

Klassetaal/ Klassensprache

bestand uitdelen, doorsturen.

Voor de volgende les 1 tot en met 10 kennen.

Lernziele

Du kannst etwas erzählen über ein Thema.

Du weißt was der Tag der Deutschen Einheit ist.

Was machen wir heute?

Präsentationen über DACH-Länder (die letzten)

Schauen uns ein Film an über der Tag der Deutschen Einheit

Startopdracht

Zoek op internet naar:

Berlijnse muur

DDR, hoofdstad

BRD, hoofdstad

9 november 1989

3 oktober 1990

Tag der deutschen Einheit

Die Berliner Mauer 1988

• Was ist der sogenannte „Todesstreifen“?
  
• Warum wurde die Mauer gebaut?
  
• Was erzählt der Sprecher über die Fluchtversuche?

3. Oktober 1990

Ga naar TEAMS, Lesmateriaal extra, Fruehstueckei Woche 40 

Maak opdracht 1 en 2 en 3

Hausaufgaben besprechen

Vragenlijst

Kapitel 1, Aufgabe 30, Seite 34-35

Kapitel 1, Training, Aufgaben 1, 2, 3, Seite 266

Groepswerk. Ze kijken bij elkaar het huiswerk na. Overleg met 4 personen of je het goed hebt gemaakt. Bij verschillen overleg je met elkaar en vraag het juiste antwoord bij de docent.

PROEFWERKWEEK 1

Kapitel 1

Grammatik: haben, sein, werden in Präsens und Präterium

Seite 46

Wortschatzlisten A, B, DF, G.  N-D und D-N

Seiten 42-43

Präsentation

1.  Evi en Esther

2. Shane en Sven 

3. Faviënne, Mila, Floranne

Selbstständig arbeiten

Bonus Kapitel 1, Challenge, Seite 267

K1, Teil G, Aufgabe 30 - 32, Seiten 34-35

Huiswerk / Hausaufgaben

Hausaufgaben für den 11. Oktober

kennen/leren (toetsstof proefwerkweek):
1. Duitse persoonlijke voornaamwoorden met ezelsbrug
2. werkwoorden, haben, sein in tegenwoordige tijd en verleden tijd; 

3. werkwoord werden in tegenwoordige tijd en verleden tijd.

4. woordenschat N-D en D-N Kapitel 1

machen:

K1, Teil G, Aufgabe 30 - 32, Seiten 34-35

Auf Wiedersehen