les 5 Zwakke en sterke ww, Eng. ww

Welkom!
Nederlands is mijn goedste vak
Dat had je niet gedenkt he?
Ik heb alles opgezoekt
en in mijn schrift geschrijft.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands is mijn goedste vak
Dat had je niet gedenkt he?
Ik heb alles opgezoekt
en in mijn schrift geschrijft.

Slide 1 - Tekstslide

Regels tijdens de les 
  • Geen telefoons (behalve wanneer ik het zeg): ook niet op tafel, want dan neem ik ze in en kan je ‘m pas om 17:00 ophalen.
  • Geen huiswerk: verwijdering uit de les e-mail naar ouders
  •  Geen spullen: verwijdering uit de les e-mail naar ouders
  •  Brutaal en verwijdering uit de les onacceptabel nakomen gedrag: e-mail naar ouders en nakomen

Slide 2 - Tekstslide

LESDOELEN
- ik weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn
- ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd (VT) vervoegen
- ik kan Engelse werkwoorden vervoegen


Slide 3 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?


Wat gebeurt er in de verleden tijd?





Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Zwak werkwoord
de klinker verandert NIET 
in de verleden tijd

ik werk --> ik werkte
ik zweef --> ik zweefde
ik luister --> ik luisterde
ik whatsapp--> ik whatsappte
ik leer --> ik leerde



Sterk werkwoord
de klinker verandert WEL 
in de verleden tijd

ik drink --> ik dronk
ik blijf --> ik bleef
ik bespreek --> ik besprak
ik loop --> ik liep
ik geef --> ik gaf

Slide 6 - Tekstslide

zwakke werkwoorden in de vt
/
/

Slide 7 - Tekstslide

let op bij werkwoorden met een /t/ of /d/ in de ik-vorm!

  • meten --> ik meet --> ik meet+te --> ik meette
  • raden --> ik raad --> ik raad+de --> ik raadde
  • bereiden --> ik bereid --> ik bereid+de --> ik bereidde
  • praten --> ik praat --> ik praat+te --> ik praatte

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

als je twijfelt over -te(n) of -de(n)

Slide 10 - Tekstslide

werkwoord: "verven"
  • Stap 1: "-en" eraf halen => "verv"
  • Stap 2: check de laatste letter => "v"
  • Stap 3: zit deze letter in 't k f s c h p ?
  • Stap 4: NEE? => dan moet je in de VT geen "t" gebruiken
  • dus: niet "verfte" maar "verfde"

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Maak nu de opdracht 1 verleden tijd zwakke en sterke werkwoorden op het blaadje. 
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden uit het Engels
In het Nederlands gebruik je soms werkwoorden die uit het Engels komen.
Die werkwoorden hebben een Nederlandse vorm gekregen :  stressen, joggen, downloaden

Nederlandse uitspraak dan gaat er een medeklinker af. 
stressen-  ik stres, hij strest

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering
Engelse uitspraak;
Dan blijft de extra p staan-> ik app, hij appt, ik appte
ik stres, hij strest, ik streste 

Klinkt de Nederlandse uitspraak niet, dan een -e toevoegen
racen -> ik rac klinkt niet
ik race, hij racet, ik racete

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: Engelse werkwoorden in de verleden tijd: gebruik 't ex-kofschip!
mixen 
racen 
barbecueën 
checken 
lunchen
pushen
flirten
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden
Mixte
racete
barbecuede 
checkte
lunchte
pushte
flirtte 

Slide 16 - Tekstslide

't ex-kofschip net als bij zwakke werkwoorden
Je hebt dat Word-bestand toch zeker wel gesaved?
Het hele werkwoord is saven.
Pas de regel toe: 
Stam: saven -> -en -> sav
Ik-vorm: save 
de -v- zit niet in 't ex-kofschip dus verleden tijd -> savede
en het voltooid deelwoord -> ik heb het bestand gesaved.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Maak nu de opdracht Engelse werkwoorden  op het blaadje. 
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

1. Mijn vader (downloaden) elke dag wel een paar nieuwe liedjes.
A
download
B
downloat
C
downloadt

Slide 19 - Quizvraag

2. (Saven) hij je werkstuk op de harde schijf?
A
save
B
saved
C
savet

Slide 20 - Quizvraag

3. Pim (crossen) met zijn mountainbike gewoon over het ijs heen!
A
croste
B
crosste
C
crosde

Slide 21 - Quizvraag

4. Bas en Gijs (skaten) gister met zijn tweeën door de straten van Emmen.
A
skaten
B
skateten
C
skateden

Slide 22 - Quizvraag

Mijn zus (saven t.t.) .... haar document.
A
safet
B
savet
C
savt
D
saved

Slide 23 - Quizvraag

Mijn zus (saven v.t.) ... haar document.
A
savete
B
savede
C
safete
D
savde

Slide 24 - Quizvraag

Hij (deleten t.t.) ... zijn map.
A
delet
B
delete
C
deletet
D
deled

Slide 25 - Quizvraag

Hij (deleten v.t.) ... de map.
A
delet
B
deletet
C
deletete
D
deletede

Slide 26 - Quizvraag

Hij heeft het (deleten VD) ....
A
gedelet
B
gedeled
C
gedeleted
D
gedeletet

Slide 27 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (=het werkwoord) in de VT

De politie ... (vermoeden) dat er sprake was van een misdrijf.
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedt
D
vermoed

Slide 28 - Quizvraag

Is zoeken een sterk of zwak werkwoord?
A
sterk
B
zwak

Slide 29 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (=het werkwoord) in de VT

Mijn vader ... (juichen) hard toen AJAX scoorde.

A
juichte
B
juichde
C
juichtte
D
juichdde

Slide 30 - Quizvraag

Noteer de pv in de verleden tijd.
Het vliegtuig (landen) te vroeg.

Slide 31 - Open vraag

Noteer de pv in de verleden tijd.
Wij (voetballen) met de hele straat.

Slide 32 - Open vraag

Noteer de pv in de verleden tijd.
De voetballer (missen) een kans voor open doel.

Slide 33 - Open vraag