In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ecologie en milieu
7.4 Veranderende ecosystemen
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Huiswerk
Leerdoelen
Uitleg
Vragen
Nabespreken
Huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?
Slide 3 - Open vraag
Leerdoelen
Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.
Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.
Slide 4 - Tekstslide
Pioniersoorten
Slide 5 - Tekstslide
Pionier-ecosysteem
Nadat pioniersoorten zich ergens gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan.
Slide 6 - Tekstslide
Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.
Slide 7 - Tekstslide
Successie
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.
Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
veel lichte zaden
Pionierecosysteem
weinig, maar grote zaden
Climaxstadium
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Modelleren
Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid maken.
In kaart brengen van alle factoren en hun invloed op elkaar
Met computer kun je dan simuleren wat de gevolgen zijn als een factor veranderd in het ecosysteem.
Slide 15 - Tekstslide
Evenwichtsituaties
Voorbeeld: Konijnen eten grassen en andere kleine planten. Als de kleine planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen en komt er ruimte voor grotere houtachtige planten. Konijnen eten geen houtachtige planten.
Slide 16 - Tekstslide
2 mogelijke evenwichtsituaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen > geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 19 - Quizvraag
In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 20 - Quizvraag
humusarme bodem (organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 21 - Quizvraag
Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 22 - Quizvraag
Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 23 - Quizvraag
Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem
Slide 24 - Quizvraag
Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar
Slide 25 - Quizvraag
Nabespreken
Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.
Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.