Herhalingsles Thema 5 B1 t/m B5

Waarnemen
Je kunt dingen om je heen zien, horen, ruiken, proeven en/of voelen. Dat noem je waarnemen.
Om te kunnen waarnemen gebruik je je zintuigen
Om te kunnen waarnemen heb je ook je hersenen nodig
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Waarnemen
Je kunt dingen om je heen zien, horen, ruiken, proeven en/of voelen. Dat noem je waarnemen.
Om te kunnen waarnemen gebruik je je zintuigen
Om te kunnen waarnemen heb je ook je hersenen nodig

Slide 1 - Tekstslide

Impulsen
zintuigen vangen prikkels op

zintuigen maken van prikkels electrische stroompjes (impulsen)
Impulsen gaan via zenuwen naar de hersenen

Slide 2 - Tekstslide

Zintuigen
Zintuigen nemen informatie op uit je omgeving: prikkels.

Je hebt verschillende zintuigen:
  • lichtzintuig in je oog 
  • gehoorzintuig in je oor 
  • reukzintuig in je neus 
  • smaakzintuig in je tong 
  • warmte-, koude-, pijn- en tastzintuigen in je huid 

Elk zintuig reageert op één soort prikkel.

Slide 3 - Tekstslide

Bouw van de huid
De huid bestaat uit:
  1. Opperhuid (hoorn- en kiemlaag): de hoornlaag slijt steeds af en wordt aangevuld door cellen uit de kiemlaag.
  2. Lederhuid: met zweet- en talgklieren, spieren, bloedvaten en zintuigjes. 
  3. Onderhuids bindweefsel: met bloedvaten, zenuwen en vet. Vet isoleert tegen kou.

Slide 4 - Tekstslide

Op temperatuur blijven
De huid helpt je lichaamstemperatuur op 37°C te houden.

Je koelt af door het wijder worden van bloedvaatjes in de huid en door te zweten.

Je houdt warmte vast doordat bloedvaatjes in de huid nauwer worden en door te rillen.

Als je het koud hebt, krijg je ook kippenvel. Dat helpt niet om de warmte vast te houden.

Slide 5 - Tekstslide

Brandwonden

Water, de rest komt later.


Brandwond heeft lauw, stromend water nodig om te koelen. 10 minuten minimaal.


Verbranding over GROTE oppervlakten en DERDE graads verbrandingen hebben altijd een dokter nodig.



Slide 6 - Tekstslide

Buitenkant oor
  1. Oorschelp: vang luchttrillingen op
  2. Gehoorgang: geven luchttrilling door aan binnenoor
  3. Oorlelletje: Leuk voor een oorbel

Slide 7 - Tekstslide

Binnenkant oor
Gehoorzenuw: De impulsen gaan via deze zenuw naar de hersenen
Oorsmeerkliertjes: Maken oorsmeer, dit houdt het trommelvlies soepel
Trommelvlies: Gaat trillen als lucht in gehoorgang trilt
Slakkenhuis: hier liggen zintuigcellen die de trillingen opvangen en omzetten in impulsen.
Trommelholte: ligt achter het trommelvlies
Gehoorbeentjes: geven trillingen door aan het slakkenhuis
Buis van Eustachius: verbindt de trommelholte met de keelholte. Als je slikt of gaapt gaat deze buis open en regelt dit de luchtdruk in je oor

Slide 8 - Tekstslide

Buitenkant oog
  1. Wenkbrauw: zorgt dat zweet of ander vocht niet in je oog loopt
  2. Ooglid: verspreidt traanvocht over je oog
  3. Wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en fel licht
  4. Pupil: Opening in de iris, hier gaat licht je oog binnen
  5. Iris: Gekleurde gedeelte van het oog
  6. Harde oogvlies: Witte gedeelte van je oog
  7. Hoornvlies: ligt over de iris en pupil, is doorzichtig

Slide 9 - Tekstslide

Binnenkant oog
Oogspier: draaien de ogen in de richting waarin je kijkt
Glasachtig lichaam: vulling van het oog, soort gelei
Lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
Harde oogvlies: buitenste laat van het oog
Netvlies: binnenste laat van het oog, hier liggen de zintuigcellen waar de impulsen ontstaan
Vaatvlies: middelste laag van het oog, bevat bloedvaten
Oogzenuw: impulsen gaan via deze zenuw naar de hersenen
Blinde vlek: Plaats in het netvlies waar geen zintuigcellen liggen
Gele vlek: hier liggen de meeste zintuigcellen en kun je het scherpst zien

Slide 10 - Tekstslide

Slechtziendheid
  1. Iemand die verziend is kan van dichtbij niet scherp zien
  2. Hij heeft een bolle (+) lens nodig in een bril
  3. Iemand die bijziend is kan ver weg niet scherp zien
  4. Hij heeft een holle (-) lens nodig
 

Slide 11 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg

Zenuwen

Slide 12 - Tekstslide

Impulsen
zintuigen vangen prikkels op

zintuigen maken van prikkels electrische stroompjes (impulsen)
Impulsen gaan via zenuwen naar de hersenen

Slide 13 - Tekstslide

zintuig
Is een orgaan dat reageert op een inlvoed uit de omgeving.
Deze invloed noem je dan een prikkel.
Prikkel

Slide 14 - Tekstslide

Reageren op prikkels
  • Prikkel van buiten af
  • Impuls
  • Verwerking in hersenen
  • Bewustwording
  • Reactie

Slide 15 - Tekstslide

Interne prikkels: de prikkels komen uit het lichaam zelf.
Deze ontstaan alleen als er afwijkingen van de norm zijn.
Externe prikkels: prikkels komen uit de omgeving binnen via zintuigen.
Interne en externe prikkels zorgen dus voor motivatie (drang) om bepaald gedrag te vertonen. Dit betekent de bereidheid om bepaalde gedragssystemen uit te voeren.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is respons?
Reageren op een prikkel

Slide 17 - Tekstslide