Je kunt dingen om je heen zien, horen, ruiken, proeven en/of voelen. Dat noem je waarnemen.
Om te kunnen waarnemen gebruik je je zintuigen
Om te kunnen waarnemen heb je ook je hersenen nodig
Slide 1 - Tekstslide
Impulsen
zintuigen vangen prikkels op
zintuigen maken van prikkels electrische stroompjes (impulsen)
Impulsen gaan via zenuwen naar de hersenen
Slide 2 - Tekstslide
Zintuigen
Zintuigen nemen informatie op uit je omgeving: prikkels.
Je hebt verschillende zintuigen:
lichtzintuig in je oog
gehoorzintuig in je oor
reukzintuig in je neus
smaakzintuig in je tong
warmte-, koude-, pijn- en tastzintuigen in je huid
Elk zintuig reageert op één soort prikkel.
Slide 3 - Tekstslide
Bouw van de huid
De huid bestaat uit:
Opperhuid (hoorn- en kiemlaag): de hoornlaag slijt steeds af en wordt aangevuld door cellen uit de kiemlaag.
Lederhuid: met zweet- en talgklieren, spieren, bloedvaten en zintuigjes.
Onderhuids bindweefsel: met bloedvaten, zenuwen en vet. Vet isoleert tegen kou.
Slide 4 - Tekstslide
Op temperatuur blijven
De huid helpt je lichaamstemperatuur op 37°C te houden.
Je koelt af door het wijder worden van bloedvaatjes in de huid en door te zweten.
Je houdt warmte vast doordat bloedvaatjes in de huid nauwer worden en door te rillen.
Als je het koud hebt, krijg je ook kippenvel. Dat helpt niet om de warmte vast te houden.
Slide 5 - Tekstslide
Brandwonden
Water, de rest komt later.
Brandwond heeft lauw, stromend water nodig om te koelen. 10 minuten minimaal.
Verbranding over GROTE oppervlakten en DERDE graads verbrandingen hebben altijd een dokter nodig.
Slide 6 - Tekstslide
Buitenkant oor
Oorschelp: vang luchttrillingen op
Gehoorgang: geven luchttrilling door aan binnenoor
Oorlelletje: Leuk voor een oorbel
Slide 7 - Tekstslide
Binnenkant oor
Gehoorzenuw: De impulsen gaan via deze zenuw naar de hersenen
Oorsmeerkliertjes: Maken oorsmeer, dit houdt het trommelvlies soepel
Trommelvlies: Gaat trillen als lucht in gehoorgang trilt
Slakkenhuis: hier liggen zintuigcellen die de trillingen opvangen en omzetten in impulsen.
Trommelholte: ligt achter het trommelvlies
Gehoorbeentjes: geven trillingen door aan het slakkenhuis
Buis van Eustachius: verbindt de trommelholte met de keelholte. Als je slikt of gaapt gaat deze buis open en regelt dit de luchtdruk in je oor
Slide 8 - Tekstslide
Buitenkant oog
Wenkbrauw: zorgt dat zweet of ander vocht niet in je oog loopt
Ooglid: verspreidt traanvocht over je oog
Wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en fel licht
Pupil: Opening in de iris, hier gaat licht je oog binnen
Iris: Gekleurde gedeelte van het oog
Hardeoogvlies: Witte gedeelte van je oog
Hoornvlies: ligt over de iris en pupil, is doorzichtig
Slide 9 - Tekstslide
Binnenkant oog
Oogspier: draaien de ogen in de richting waarin je kijkt
Glasachtig lichaam: vulling van het oog, soort gelei
Lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
Harde oogvlies: buitenste laat van het oog
Netvlies: binnenste laat van het oog, hier liggen de zintuigcellen waar de impulsen ontstaan
Vaatvlies: middelste laag van het oog, bevat bloedvaten
Oogzenuw: impulsen gaan via deze zenuw naar de hersenen
Blinde vlek: Plaats in het netvlies waar geen zintuigcellen liggen
Gele vlek: hier liggen de meeste zintuigcellen en kun je het scherpst zien
Slide 10 - Tekstslide
Slechtziendheid
Iemand die verziend is kan van dichtbij niet scherp zien
Hij heeft een bolle (+) lens nodig in een bril
Iemand die bijziend is kan ver weg niet scherp zien
Hij heeft een holle (-) lens nodig
Slide 11 - Tekstslide
Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg
Zenuwen
Slide 12 - Tekstslide
Impulsen
zintuigen vangen prikkels op
zintuigen maken van prikkels electrische stroompjes (impulsen)
Impulsen gaan via zenuwen naar de hersenen
Slide 13 - Tekstslide
zintuig
Is een orgaan dat reageert op een inlvoed uit de omgeving.
Deze invloed noem je dan een prikkel.
Prikkel
Slide 14 - Tekstslide
Reageren op prikkels
Prikkel van buiten af
Impuls
Verwerking in hersenen
Bewustwording
Reactie
Slide 15 - Tekstslide
Interne prikkels: de prikkels komen uit het lichaam zelf.
Deze ontstaan alleen als er afwijkingen van de norm zijn.
Externe prikkels: prikkels komen uit de omgeving binnen via zintuigen.
Interne en externe prikkels zorgen dus voor motivatie (drang) om bepaald gedrag te vertonen. Dit betekent de bereidheid om bepaalde gedragssystemen uit te voeren.