In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Toets thema 4
Stevigheid en bewegen
§ 4.1 tm § 4.4
Let op: Timer bij meerkeuzevragen
Slide 1 - Tekstslide
Welke onderdelen van het skelet horen bij elkaar?Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode.
Bekken
Borstkas
Schoudergordel
Heupbeenderen en heiligbeen
Ribben, borstwervels, borstbeen
Schouderblad en sleutelbeen
Slide 2 - Sleepvraag
De functie van het skelet
A
stevigheid
B
bescherming
C
aanhechtingsplaats spier
D
A, B en C
Slide 3 - Quizvraag
Geel beenmerg komt voor in welke soorten beenderen?
A
Alleen pijpbeenderen
B
Alleen platte beenderen
C
In beide beenderen
Slide 4 - Quizvraag
Kraakbeenweefsel bevat
A
veel lijmstof
weinig kalk
B
veel kalk
weinig lijmstof
C
evenveel kalk als lijmstof
D
geen kalk alleen lijmstof
Slide 5 - Quizvraag
Hoe zijn de botten van je schedel met elkaar verbonden?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht
Slide 6 - Quizvraag
Waar in je lichaam vind je een kogelgewricht?
A
Enkel
B
Knie
C
Heup
D
Elleboog
Slide 7 - Quizvraag
De beenverbinding van de Wervelkolom is?
A
Naadverbinding
B
Vergroeid bot
C
Gewricht
D
Kraakbeenverbinding
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad
Slide 9 - Quizvraag
Als spier 1 gespannen is, is spier 3...
A
Gespannen
B
Ontspannen
Slide 10 - Quizvraag
Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker
Slide 11 - Quizvraag
Wat is zijn antagonisten?
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken.
B
Spieren die jouw arm laten bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken.
D
Spieren die verkrampen.
Slide 12 - Quizvraag
Welke botten vormen samen de schoudergordel?
Slide 13 - Open vraag
Bij een kraakbeenverbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten.
A
geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 14 - Quizvraag
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn de taken van het skelet?
A
Stevigheid en vorm.
B
Stevigheid, vorm en bescherming.
C
Stevigheid, vorm, bescherming en beweging.
D
Stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan.
Slide 16 - Quizvraag
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken. .... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: Spieren
B
1: pezen
2: Pezen
C
1: pezen
2: Spieren
D
1: spieren
2: Pezen
Slide 17 - Quizvraag
Hoe zitten de armen vast aan de schouders?
A
met gewrichten
B
met naden
C
met kraakbeen
D
vergroeid
Slide 18 - Quizvraag
Op welke manier zitten de schedelbeenderen aan elkaar vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht
Slide 19 - Quizvraag
Welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 20 - Quizvraag
Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
Met een gewricht
B
Vergroeid
C
Met een naadverbinding
D
Met kraakbeen
Slide 21 - Quizvraag
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen
Slide 22 - Quizvraag
Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
Slide 23 - Quizvraag
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 24 - Quizvraag
Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 25 - Quizvraag
Door een bot te verbranden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel botweefsel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Lijmstof en kalkzouten zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren
Slide 29 - Quizvraag
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 30 - Sleepvraag
Hoe heet bot nr 9? Dit is het onderste nr aan de linkerkant.
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf
Slide 31 - Quizvraag
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 32 - Quizvraag
Hoe heet bot nr 3? Dit is het tweede nr aan de rechterkant
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot
Slide 33 - Quizvraag
In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel?
A
op plek p.
B
Niet op plek p en niet op plek q.
C
op plek q.
D
op zowel p als q.
Slide 34 - Quizvraag
Welke functie hebben de kalkzouten in botweefsel?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het nut van gewrichtssmeer?
Slide 36 - Open vraag
Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker
Slide 37 - Quizvraag
Wat zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die een opgaande beweging mogelijk maken
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die een beweging tegenhouden
Slide 38 - Quizvraag
Een wervelkolom bestaat uit
A
ribben
B
kootjes
C
wervels
D
nagels
Slide 39 - Quizvraag
Meneer Martis doet een sick cool kickflip op zijn skateboard, maar het lukt niet. Hij land daarbij verkeerd op zijn enkel. Zijn enkel wordt verrekt, wat voor blessure is dit?
Hoort pees bij bottenstelsel of spierenstelsel?
A
Botblessure
B
Gewrichtsblessure
C
Spierblessure
Slide 40 - Quizvraag
Vul het juiste woord in: Het ................ maakt het gewrichtssmeer
Slide 41 - Open vraag
a Met welk nummer wordt het gewrichtssmeer aangegeven? b Met welk nummer wordt het gewrichtskapsel aangegeven? c Met welk nummer wordt de gewrichtskom aangegeven?