Vraag en aanboed H3 Kosten, opbrengsten en winsten

Vraag en aanbod H3 Kosten, opbrengsten en winsten
Leerdoelen:
  • Ik kan de eerste 16 begrippen op pagina 61 omschrijven (zie LWEO). 
  • Ik kan voorbeelden geven van constante (vaste) en variabele kosten.
  • Ik kan aan de hand van gegevens de vergelijkingen van de totale constante kosten (TCK), de totale variabele kosten (TVK) en de totale kosten (TK) opstellen en grafisch weergeven.
  • Ik kan aan de hand van gegevens de vergelijkingen van de gemiddelde constante kosten (GCK), de gemiddelde variabele kosten (GVK) en de gemiddelde totale kosten (GTK) opstellen.
  • Ik kan de invloed analyseren van de productieomvang op de gemiddelde constante kosten (GCK).
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen progressief, degressief en proportioneel variabele kosten en de invloed daarvan op de gemiddelde variabele kosten (GVK) beschrijven.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vraag en aanbod H3 Kosten, opbrengsten en winsten
Leerdoelen:
  • Ik kan de eerste 16 begrippen op pagina 61 omschrijven (zie LWEO). 
  • Ik kan voorbeelden geven van constante (vaste) en variabele kosten.
  • Ik kan aan de hand van gegevens de vergelijkingen van de totale constante kosten (TCK), de totale variabele kosten (TVK) en de totale kosten (TK) opstellen en grafisch weergeven.
  • Ik kan aan de hand van gegevens de vergelijkingen van de gemiddelde constante kosten (GCK), de gemiddelde variabele kosten (GVK) en de gemiddelde totale kosten (GTK) opstellen.
  • Ik kan de invloed analyseren van de productieomvang op de gemiddelde constante kosten (GCK).
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen progressief, degressief en proportioneel variabele kosten en de invloed daarvan op de gemiddelde variabele kosten (GVK) beschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H3. Kosten, opbrengsten en winsten
  • Ik kan aan de hand van gegevens de vergelijking van de totale opbrengst (TO) en de gemiddelde opbrengst (GO) opstellen.
  • Ik kan met behulp van de vergelijkingen van de totale opbrengst (TO) en de totale kosten (TK) de vergelijking van de totale winst (TW) opstellen en grafisch weergeven
  • Ik kan de vergelijking van de gemiddelde winst (GW) opstellen.
  • Ik kan verklaren dat een producent winst maakt als de opbrengst hoger is dan de kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
  • Ik kan de betekenis uitleggen van het break-evenpunt (BEP), de break-evenafzet (BEA) en de break-evenomzet (BEO)en deze grafisch en rekenkundig bepalen.









































Slide 2 - Tekstslide

H3: kosten opbrengsten en winst
Prijsvorming
  • Samenspel van vraag en aanbod.
  • Prijs moet hoog genoeg zijn voor voldoende aanbod.
Korte termijn
  • Extra kosten per extra product dekken. 
Lange termijn
  • Alle kosten dekken en ook nog winst. 

Slide 3 - Tekstslide

Vaste en variabele kosten
 Vaste kosten
 bijv.
  • huisvesting
  • rentekosten
  • contributies
  • personeel?
 Variabele kosten
 bijv.
  • zakelijk verbruik
  • schoonmaak
  • wasserij
  • personeel?

Slide 4 - Tekstslide

Variabele kosten
TK = totale kosten
TVK = totale variabele kosten
TCK = totale constante kosten
q = afzet --> productieomvang

Slide 5 - Tekstslide

Kosten, opbrengsten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q) = CK
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q) = VK x q
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 6 - Tekstslide

Constante kosten

  • zijn onafhankelijk van de productieomvang, variëren niet met de productieomvang
  • worden bepaald door de productiecapaciteit van de onderneming (capaciteitskosten)
  • kunnen wel veranderen door bijv. huurverhoging, loonstijging of renteverhoging
Variabele kosten

  • zijn afhankelijk van de productieomvang, variëren met de productie
  • kunnen proportioneel (gelijk stijgend), progressief (toenemend stijgend of degressief (afnemend stijgend) zijn

Slide 7 - Tekstslide

Totale Kosten (TK)

Slide 8 - Tekstslide

Totale Kosten (TK)
Auto (2e hands): € 10.000
Benzinekosten per rit: € 10
Loonkosten per rit: € 20
q (afzet) = aantal ritten per maand (x-as)

TCK =
  • Totale Constante Kosten = 10.000 
TVK =
  • Totale Variabele Kosten = 30q
TK =
  • Totale Kosten = 10.000 + 30q 

Slide 9 - Tekstslide

Gemiddelde Kosten
Gemiddelde = totaal / aantal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

Waarom blijft de GVK gelijk als de afzet (q) toeneemt?
  • de variabele kosten zijn hier proportioneel: per product blijven de variabele kosten gelijk

Waarom daalt de GCK (en GTK) als de afzet (q) toeneemt?
  • je kunt de TCK over meer producten verdelen: per product dalen de constante kosten

Slide 10 - Tekstslide

Productiekosten
Welke lijn is de Totale Kosten functie?
  • de rode lijn
Hoeveel is de TCK?
  • TCK = Totale Constante Kosten
  • TCK = startgetal van de TK
  • TCK = 20.000
Hoeveel is de VK? 
  • VK = Variabele Kosten (per product)
  • VK = richtingscoëfficient van de TK =  ∆TK / ∆q
  • VK = € 100 (bv € 80.000 - € 20.000) / 600) 
Hoeveel is de TVK? 
  • TVK = Totale Variabele Kosten
  • TVK = 100q 
 Hoeveel is de TK?
  • TK = Totale Kosten = TCK + TVK
  • TK = 20.000 + 100q

Slide 11 - Tekstslide

Kosten, opbrengsten en winst
Welke lijn is de Totale Opbrengst functie?
  • de groene lijn
Hoeveel is de verkoopprijs?
  • p = richtingscoëfficient van de TO = ∆TO / ∆q
  • p = € 150 (bv € 90.000 / 600)
Hoeveel is de TO? 
  • TO = Totale Opbrengst
  • TO = 150q
Hoeveel is de TK?
  • TK = Totale Kosten = TCK + TVK
  • TK = 20.000 + 100q
Hoeveel is de Totale Winst (TW)?
  • TW = TO - TK
  • TW = 150q - (20.000 + 100q)
  • TW = 50q - 20.000

Slide 12 - Tekstslide

Break-evenpunt
Het break-evenpunt van een onderneming is de omzet die een bedrijf moet genereren om in financieel evenwicht te zijn. Op het break-even punt zijn de kosten en de opbrengsten voor een onderneming gelijk. De onderneming maakt op het break-evenpunt geen winst of verlies met de productie en de verkoop van een product.

Wat is links het Break-evenPunt (BEP)?
  • snijpunt bij TO = TK
Wat is links de Break-evenAfzet (BEA)?
  • q bij TO = TK
  • BEA = 400
Wat is links de Break-evenOmzet (BEO)?
  • p x q bij TO = TK
  • BEO = € 60.000

Slide 13 - Tekstslide

Kosten, opbrengsten en winst
Hoeveel is de TO?
  • TO = 150q
Hoeveel is de TK?
  • TK = 20.000 + 100q
Hoeveel is de TW?
  • TW = 50q - 20.000
Hoeveel is de BEA?
  • BEA = Break-EvenAfzet = q bij TO = TK
  • 150q = 20.000 + 100q
  • 50q = 20.000
  • q = 400 (winst = 0)
  • of TW = 0 = 50q - 20.000 => q = 400
Hoeveel is de BEO?
  • BEO = Break-EvenOmzet = p x q bij TO = TK
  • BEO = 150 x 400 = 60.000 (winst = 0)

Slide 14 - Tekstslide

Gemiddelde kosten, opbrengsten en winst
Gemiddelde = totaal / aantal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK
GO   = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p
GW  = Gemiddelde Winst = TW / afzet (q) = GO - GTK

Break-EvenPunt (BEP) bij:
  • TO = TK (of TW = 0) en 
  • GO = GTK (of GW = 0)

Slide 15 - Tekstslide

Break-even punt

Slide 16 - Tekstslide

Afkortingen en formules
p =
q =
TO =
TCK = 
TVK = 
TK = 
TW =

GO =
GCK =
GVK =
GTK =
GW = 

BEP = 
BEA =
BEO =
  • prijs (price)
  • hoeveelheid (quantity) = afzet
  • Totale Opbrengst = omzet = p x q
  • Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q) = CK
  • Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q) = VK x q
  • Totale Kosten = TCK + TVK
  • Totale Winst = TO - TK

  • Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p
  • Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
  • Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
  • Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK
  • Gemiddelde Winst = TW / afzet (q) = GO - GTK

  • Break Even Punt (TO = TK)
  • Break Even Afzet (q bij TO = TK)
  • Break Even Omzet (p x q bij TO = TK)

Slide 17 - Tekstslide