Eerste les 25-03-2024 11:30-12:30

Wat gaan we doen? 
1. Uitleg 
2. Quiz (klassikaal)
3. Schrijfopdracht 
4. MentiMeter 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen? 
1. Uitleg 
2. Quiz (klassikaal)
3. Schrijfopdracht 
4. MentiMeter 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden

  • kun je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden herkennen in een zin.

  • kun zelf zinnen maken waarin je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden goed gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide

Vragende voornaamwoorden


Let op! 
waar, wanneer en hoe zijn geen vragend voornaamwoorden. 
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Hoe herkennen? Een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen en hier iets over 'vraagt'

  • Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vr.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

  • Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Slide 3 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
Let op!
Daar, daarheen, daarover zijn geen aanwijzend voornaamwoorden.
  • Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke.

  • Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord  staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.


  1. Mag ik een pen van jou? (een = olw)
  2. Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1 wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2 een specifieke pen.





Slide 4 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
(onbep.vnw)
  • Verwijst niet naar een persoon of zaak, maar naar iets vaags.

  • men, iemand, niemand, elke, sommige, alles, iedereen, iets, niets, wat

  1. Iedereen heeft geoefend, zodat men straks alles goed kan maken.




Slide 5 - Tekstslide

Schematisch
Soort
Afkorting
Voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord
aanw.vnw
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)
Vragend voornaamwoord
vr.vnw
wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Onbepaald voornaamwoord
onbep.vnw
niets, (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ieder

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!


 Quiz aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord


Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

WAT = .....
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Heeft niemand iets van haar gehoord?
niemand =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.

Vond jij [dat] boek ook zo spannend?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Niets is wat het lijkt.

NIETS = ......
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

HET gele vogeltje vloog door de lucht.
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Lidwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

De delen die over uitspraak gaan, zijn in ieder geval van belang.
Wat voor voornaamwoord is 'die'.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Wie bepaalt eigenlijk wanneer je vrij bent?
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Op zulke dagen moet je lekker naar buiten gaan!
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hier regelt iedereen gewoon alles voor elkaar.

Wat is het woordje 'hier'?
A
bijwoord
B
vragend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welke woordsoort vervangt een zelfstandig naamwoord?
A
Vragend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Welke woordsoort wordt gebruikt om een persoon of zaak aan te wijzen?
A
Vragend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke woordsoort wordt gebruikt om een vraag te stellen?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord
D
Onbepaald voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor soort vnw is 'men'
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
het is geen voornaamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.

Ik denk dat ik [alles] wel begrijp.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welk voornaamwoord is WIE in de volgende zin:
Heb jij al een idee wie jij meeneemt naar Parijs volgend jaar?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.

Die journalist stelt steeds [dezelfde] vragen.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Hier regelt iedereen gewoon alles voor elkaar.

Wat is het woordje 'gewoon'?
A
bijwoord
B
vragend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Kun je een aanwijzend voornaamwoord, een vragend voornaamwoord en een onbepaald voornaamwoord in één zin hebben?
A
Jazeker
B
Nooit!

Slide 25 - Quizvraag

Schrijfopdracht
Schrijf een verhaaltje van 100 woorden waarin 
 aanwijzend, onbepaald en vragend 
voornaamwoorden in voorkomen. Kies zelf een leuk onderwerp.

Ben je klaar? 
Maak opdracht 2 uit het boek (Blz. 151) 

Slide 26 - Tekstslide

Terugblik leerdoelen

Ik weet wat aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden zijn en kan ze herkennen en toepassen in een zin. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

https://www.mentimeter.com/app/presentation/alssk2v7ga912d1py7w3uausecfhuqpy/zz6e3rqn5x5k/edit 

Slide 29 - Tekstslide