dichtheid paragraaf 2.4

Havo proefwerk 1
dichtheid (paragraaf 2.4)
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
Lever je verslag in als je dat nog niet hebt gedaan!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Havo proefwerk 1
dichtheid (paragraaf 2.4)
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
Lever je verslag in als je dat nog niet hebt gedaan!

Slide 1 - Tekstslide

Starter for ten, maak de vraag in je schrift.
(Herhaling)
Om te beginnen maken we een paar herhalingsvragen over de stof tot zo ver.
Per tweetal wordt er één telefoon uit de tas gehaald en voor je neergelegd.
Je meldt je aan met je eigen naam (geen grapjes) en de naam van je buurpersoon.
Doe dit snel.

Slide 2 - Tekstslide

Een symbool voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 3 - Quizvraag

De eenheid voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 4 - Quizvraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume van een balk?
A
l x b x h
B
m:v
C
p x v

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het zwaarste...
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
twee kilo veren

Slide 6 - Quizvraag

Wat heeft het kleinste volume
A
kilo goud
B
kilo lood
C
kilo water

Slide 7 - Quizvraag

Herhaling
De massa (m) geeft informatie over de hoeveelheid deeltjes in het materiaal en is een voorwerpseigenschap. (Het voorwerp heeft een massa van ... g)
De eenheid van massa is de kilogram (kg) of de gram (g) (hangt af van de hoeveelheid)

Het volume (V) geeft informatie over de ruimte die het materiaal in neemt en is een voorwerpseigenschap. (Het voorwerp heeft een volume van ... cm3)
De eenheid van volume is de kubieke decimeter (dm3) (evenveel als liter (l)) of de kubieke centimeter (cm3) (evenveel als milliliter (ml))

Slide 8 - Tekstslide

Doelen, wat gaan we doen.
  • Uitleg van de dichtheid
  • Berekenen van de dichtheid
  • De stofeigenschap soortelijke massa (dichtheid)
  • Drijven of zinken 

Slide 9 - Tekstslide

Dichtheid
Dichtheid is een stofeigenschap
Je vergelijkt twee stoffen met elkaar.

Het volume moet even groot zijn, er is dan verschil met de massa

Slide 10 - Tekstslide

Dichtheid is een natuurkundige grootheid
Zoals iedere natuurkundige grootheid heeft een ook de dichtheid een symbool en een eenheid.
Het symbool is de kleine Griekse letter rho: 

De eenheid is gram per kubieke centimeter (g/cm3)
of kilogram per kubieke decimeter (kg/dm3)

Beide mag je gebruiken, kijk goed naar het gegeven volume zodat dit hetzelfde is.
De waarde is hetzelfde.
ρ

Slide 11 - Tekstslide

Dichtheid
De dichtheid van een stof wil zeggen hoeveel gram 1 cm3 van een stof weegt.

De dichtheid wordt veroorzaakt door de hoeveelheid moleculen en het soort moleculen per cm3.

Slide 12 - Tekstslide

Dichtheid
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm
De dichtheid is dus een stofeigenschap. We kunnen de dichtheden van verschillende materialen vinden in een tabel in je boek (op bladzijde 32)

Slide 13 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 14 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. 
De formule die je gebruikt is:                                     in symbolen:  

                                                   
ρ=  dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m= massa in gram (g)
V=  volume in kubieke centimeter (cm3)
ρ=Vm
dichtheid=volumemassa

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Een blokje weegt 29,9 gram en heeft een volume van 3,5 cm3
Bereken  de dichtheid van dit blokje?
Bepaal met de tabel van welke stof dit blokje gemaakt is.

ρ=Vm

Slide 16 - Tekstslide

Noteer je antwoord. In dit geval de naam van de stof waarvan het blokje is gemaakt.

Slide 17 - Open vraag

Berekening
ρ=8,5
Een blokje weegt 29,9 gram en heeft een volume van 3,5 cm3.
Bereken de dichtheid van dit blokje?
Bepaal met de tabel van welke stof dit blokje gemaakt is.

formule:

vraag:

Gegevens:
m = 29,9 gram
V = 3,5 cm3     
som:

antwoord:
                   g/cm3

Dit is volgens de tabel messing
ρ=Vm
ρ=...
ρ=3,529,9

Slide 18 - Tekstslide


In een potje gel kan 37 cm3, gel heeft een dichtheid van 1,75 g/cm3. Wat is de massa van de gel die in het potje past. Noteer alleen de natuurkundige antwoordzin
formule:  rho = m : V
vraag: m = ?
gegevens: 
rho = 1,75 g/cm3
V = 37 cm3
Som:
1,75 = m : 37
dus m = 1,75 x 37
antwoordzin:
m = 64,75 g

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Zinken of drijven
De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).
Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Slide 21 - Tekstslide

Zinken of drijven
Als je 2 stoffen bij elkaar gooit zal de stof met de hoogste dichtheid naar de bodem zinken.

2 stoffen die een even grote dichtheid hebben blijven 'zweven'.

Slide 22 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een stuk hout met een dichtheid van 1,1 g/cm3 als je het in water gooit met een dichtheid van 1 g/cm3?
A
Het drijft
B
Het zinkt
C
Het zweeft

Slide 23 - Quizvraag

0

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 26 - Quizvraag

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 27 - Quizvraag

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 28 - Quizvraag

De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?
A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 29 - Quizvraag

Zout water heeft ...
A
een hogere dichtheid dan zoet water
B
een lagere dichtheid dan zoet water
C
dezelfde dichtheid als zoet water

Slide 30 - Quizvraag

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood
A
is gelijk
B
is niet gelijk

Slide 31 - Quizvraag

welk voorwerp, A of B, heeft de grootste dichtheid?
A
blok A
B
blok B
C
de dichtheid van beide blokken is even groot
D
dat kun je niet zeggen! (te weinig gegevens)

Slide 32 - Quizvraag

Ga nu verder werken aan: leer de paragraven 1 t/m 4


Slide 33 - Tekstslide