oefenen H 3.1 t/m 3.3

oefenen Hoofdstuk 3
Atomen en Moleculen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

oefenen Hoofdstuk 3
Atomen en Moleculen

Slide 1 - Tekstslide

Instructies
  • De SO duurt 40min.
  • Het raadplegen van je materiaal zal je extra tijd kosten. Deze tijd hebben we niet meegerekend bij het maken van deze toets. We verwachten van de leerlingen dat ze de stof geleerd hebben.
  • Gebruik een rekenmachine en kladpapier en het periodiek systeem in boek p.272.
  • Laat je berekening altijd zien. Dat kun je digitaal doen of je kan een foto maken van je kladpapier met de berekeningen en in Showbie uploaden in het mapje daarvoor zodra je met je toets klaar bent.
  • Rekening houden met significante cijfers.
  • Dyslexievraag is aangegeven met paarse punt.
  • Veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodiek systeem
D
elementensysteem

Slide 3 - Quizvraag

Wat wordt er met de volgende definitie bedoeld?
Het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof bevat.
A
molecuul
B
atoom
C
element
D
ion

Slide 4 - Quizvraag

Waar staan de metalen in het periodiek systeem
A
links
B
rechts

Slide 5 - Quizvraag

Waar staan de edelgassen in het periodieksysteem
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heten de stoffen in groep 17 van het periodieksysteem
A
edelgassen
B
metalen
C
halogenen
D
nietmetalen

Slide 7 - Quizvraag

Waarvoor staat het symbool C
A
Koper
B
Koolstof
C
Chroom
D
Calcium

Slide 8 - Quizvraag

Waarvoor staat het symbool K?
A
Kalium
B
Kwik
C
Koper
D
Koolstof

Slide 9 - Quizvraag

Welk symbool staat gelijk aan Zilver
A
Zi
B
Zr
C
Ag
D
Au

Slide 10 - Quizvraag

Welk symbool staat gelijk aan Natrium?
A
N
B
Nt
C
Ni
D
Na

Slide 11 - Quizvraag

O (zuurstof)
O2
H2O
AgCl
C6H12O6
32
18
16
143,32
180,16 u

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 13 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 14 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 15 - Quizvraag

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 16 - Quizvraag

Het atoomnummer is het aantal...
A
neutronen van een atoom
B
protonen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 17 - Quizvraag

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 18 - Quizvraag

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 20 - Quizvraag

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 21 - Quizvraag

Welke atomaire deeltjes hebben welke lading en massa?(1pt)
Proton
Neutron
Elektron
Positieve lading
Negatieve lading
Geen lading
1u
(bijna) geen massa
1u

Slide 22 - Sleepvraag

In de kern van welk atoom zijn geen neutronen aanwezig?
A
water
B
helium
C
waterstof
D
Li

Slide 23 - Quizvraag

De zuurstofisotoop O-18 komt slechts voor 0,20% voor op aarde. Geef voor een O-18 het aantal protonen, neutronen en elektronen? (2pt)

Slide 24 - Open vraag

Bereken het aantal gram van 0,45 mol methaan (2pt)

Slide 25 - Open vraag

Bereken het aantal mol in 24g water (laat de berekening zien) (2pt)

Slide 26 - Open vraag

Bereken het aantal mol in 10kg ammoniak. (2pt)

Slide 27 - Open vraag

De molecuulformule is vaak af te leiden uit de covalentie. Wat versta je onder covalentie? (1pt)
A
Het aantal bindingsmogelijkheden van een atoom
B
De elektronen in de buitenste schil
C
De protonen in de kern
D
De protonen in de buitenste schil

Slide 28 - Quizvraag

Atoomsoort
Massagetal
Atoomnummer
Aantal protonen
Aantal electronen
Aantal neutronen
S
16
Vul de tabel in:
32
16
16
16
2
0
31
15
137

Slide 29 - Sleepvraag

Atoomsoort
Massagetal
Atoomnummer
Aantal protonen
Aantal electronen
Aantal neutronen
64
30
Vul de tabel in:
Zn
30
30
16
2
34
31
15
137

Slide 30 - Sleepvraag

Atoomsoort
Massagetal
Atoomnummer
Aantal protonen
Aantal electronen
Aantal neutronen
40
18
Vul de tabel in:
Ar
18
18
16
2
22
31
15
137
Cl
Na
Ni
Zr
91
40
40

Slide 31 - Sleepvraag

De molecuulformule van mierenzuur is CH2O2.
Maak de structuurformule van deze stof af:
C
H
H
H
O
O
O
_
_
_
=
|
|
||

Slide 32 - Sleepvraag

Maak de volgende reactievergelijking kloppend:
....KMnO4(s)
..K2O(s)+...MnO(s)+...O2
A
2, 1, 2, 2
B
2, 1, 2, 3
C
4, 2, 4, 6
D
1, 1, 2, 1

Slide 33 - Quizvraag

Maak de volgende reactievergelijking kloppend:
...Ba(OH)2(aq)+...H3PO4(l)
...BaHPO4(aq)+...H2O(l)
A
1, 1, 1, 2
B
2, 2, 3, 4
C
2, 2, 2, 4
D
1, 1, 3, 2

Slide 34 - Quizvraag

Maak de reactievergelijking kloppend
...NH3(g)+...O2
...NO(g)+...H2O(l)

Slide 35 - Open vraag