3.1 Water in beweging

Hoofdstuk 3: Water
3.1: Water in beweging
  1. Uitleg paragraaf 1
  2. Opdrachten maken
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Water
3.1: Water in beweging
  1. Uitleg paragraaf 1
  2. Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

In de brugklas heb je geleerd welke weg water aflegt. Hoe heette dit ook alweer?
A
Waterweg
B
Stroomweg
C
Waterkringloop
D
Stromingskringloop

Slide 2 - Quizvraag

Je hebt de korte en de lange waterkringloop. Wat was hiertussen het verschil?

Slide 3 - Open vraag

Korte kringloop

Slide 4 - Tekstslide

Lange kringloop

Slide 5 - Tekstslide

Welke vorm kan het water hebben in de korte kringloop?
A
vloeibaar, gas en vast
B
vloeibaar en gas
C
vloeibaar
D
vloeibaar en vast

Slide 6 - Quizvraag

En welke vorm kan het water hebben in de lange kringloop?
A
vloeibaar, gas en vast
B
vloeibaar en gas
C
vloeibaar
D
vloeibaar en vast

Slide 7 - Quizvraag

Welke kringloop is het belangrijkst voor de mens?
 
  • De lange kringloop
  • Omdat: het zoet water bij de korte kringloop buiten bereik van de mens blijft.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Oppervlaktewater: water wat je kunt zien
Grondwater: water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteente getrokken is.
Vloeibaar zoet water kun je verdelen in:

Slide 10 - Tekstslide

Zoet water komt ook voor in vaste vorm
Landijs: ijsmassa's die liggen op het vaste land.
Gletsjers

Slide 11 - Tekstslide

Droge en natte gebieden
Zoet water is schaars, zuinig zijn.
Veel ongebruikte neerslag:

  • veel neerslag valt in dunbevolkte gebieden.
  • veel neerslag valt slechts in een korte periode.
  • veel neerslag valt in de winter als het te koud is om aan akkerbouw te doen (einde groeiseizoen)
  • veel water wordt verspild

Slide 12 - Tekstslide

Maak de opdrachten van 3.1

Slide 13 - Tekstslide