tiendas, productos, estar, mi barrio

HAVO 4 - Español
Martes, 12 de enero de 2021

Tiendas y productos, el verbo estar
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

HAVO 4 - Español
Martes, 12 de enero de 2021

Tiendas y productos, el verbo estar

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué siempre (=altijd) hay en tu nevera? menciona. 5 cosas

Slide 2 - Open vraag

En la clase de hoy
La clase anterior
Los deberes
Tiendas y productos
¿Qué hay en tu barrio?
La evaluación
Los deberes para la próxima clase

Slide 3 - Tekstslide

Los deberes para hoy:
Herhalen: Leren woordenlijsten: familia, aantekening bezittelijke voornaamwoorden. aantekeningen en woordenlijst LA HORA en het werkwoord HAY, woordenlijst 'cosas de la clase, aantekeningen gustar. herhalen van periode 1 - jouw schoolvakken. De werkwoorden llamarse/querer en tener. Woordenlijst 'La comida'
Nieuw: woordenlijst 'Mi Barrio'


Slide 4 - Tekstslide

¿Qué significa la palabra 'tienda' en holandés?

Slide 5 - Open vraag

¿En qué tienda (= winkel) puedes encontrar estos objetos?
Apúntalo en tu cuaderno. 
Por ejemplo:
El bolígrafo, en la papelería

Slide 6 - Tekstslide

¿Qué verbo usamos para decir ' ergens zijn/zich bevinden? Vervoeg dit werkwoord.

Slide 7 - Open vraag

Escucha a estas conversaciones y señala dónde estan las chicas Pamela y Elsa
Conversación 1
Conversación 2
Conversación 3
Conversación 4
1
2
3
4
En la tienda de ropa
En la tienda de deportes
En la heladería
En la zapatería
En la librería
En la tienda de electrónica
En el bar

Slide 8 - Tekstslide

Combina la tienda con el producto y la imagen
La panadería
La zapatería
La tienda de ropa
La verdulería
La pescadería
El pan
Los zapatos
La ropa
La verdura
El pescado

Slide 9 - Sleepvraag

¿Qué te llama la atención (=wat valt je op) con los nombres de las tiendas y los productos?

Slide 10 - Open vraag

Pon la traducción al holandés y la ‘palabra secreta’ --> el producto en tu cuaderno

Slide 11 - Tekstslide

¿En qué tiendas compras mucho, normalmente? Menciona 3.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Hoe zeg je museum, kerk, park, plein, winkel, station, etc in het Spaans?
Zoek het op!

Slide 14 - Woordweb

8

Slide 15 - Video

mooi
A
interesante
B
grande
C
bonito
D
pequeño

Slide 16 - Quizvraag

een oude kerk
A
plazas pequeñas
B
parques bonitos
C
un palacio histórico
D
una iglesia antigua

Slide 17 - Quizvraag

een smalle straat
A
una plaza pequeña
B
una tienda cara
C
una calle estrecha
D
una iglesia antigua

Slide 18 - Quizvraag

de stad
A
el centro
B
la ciudad
C
el pueblo
D
el país

Slide 19 - Quizvraag

veel winkels
A
muchas iglesias
B
muchos palacios
C
muchos hoteles
D
muchas tiendas

Slide 20 - Quizvraag

klein
A
grande
B
pequeño
C
bonito
D
interesante

Slide 21 - Quizvraag

Mi barrio, libro p. 62 ej. 1
En tu cuaderno, relaciona las palabras con los edificios y comercios del mapa

compañeros, p. 62

Slide 22 - Tekstslide

Welk werkwoord gebruiken we voor 'er is/er zijn'?

Slide 23 - Open vraag

Wat zijn de gebruiksregels van 'HAY'?

Slide 24 - Open vraag

hay un castillo

hay dos iglesias

hay muchas tiendas

hay pocos bares
er is een kasteel

er zijn 2 kerken

er zijn veel winkels

er zijn weinig bars 

Slide 25 - Tekstslide

Hola, soy Silvia

Soy de Valencia

Valencia es una ciudad histórica
tiene museos interesantes.





Waar woont Nuria?

Wat is Málaga voor een stad?

Wat heeft Málaga? 

Slide 26 - Tekstslide

En el centro de la ciudad 
hay una iglesia antigua, 
hay parques bonitos 
hay un palacio histórico. 

También  hay plazas pequeñas y 
una catedral impresionante. 
Wat is er in het centrum 
van de stad?




Wat is er ook  in het centrum?

Slide 27 - Tekstslide

En Valencia hay un puerto.
En el puerto hay tiendas y muchos bares y restaurantes.

Nosotros vivimos en un barrio pequeño.
No hay un supermercado cerca de mi casa. 
Wat betekent 'puerto'?
Wat is daar allemaal?

Woonde SBL met haar familie in een grote wijk?

Wat is er niet  bij haar in de buurt?

Slide 28 - Tekstslide

Y tú?

Slide 29 - Tekstslide

Los deberes para la próxima clase:
Leerwerk Magister en maken compañeros oef 2 p. 62 oef 1 blz 64 (Vertaal ook de werkwoorden uit het blauwe vak!)
Maken uit de reader: oef 18 (p. 18) oef 19 (p. 19) en oef 25 (p.23)

Slide 30 - Tekstslide

00:16
La capital de España betekent...
A
Het centrum van Spanje
B
Een stad in Spanje
C
De hoofstad van Spanje
D
Een grote stad in Spanje

Slide 31 - Quizvraag

00:39
Wat betekent "esto es el centro turístico de Madrid?

Slide 32 - Open vraag

00:57
Tiendas
Cines
Teatros
Una calle importante
Winkels
Theater
Bioscopen
Een belangrijke straat

Slide 33 - Sleepvraag

01:13
Wat betekent "plaza"?

Slide 34 - Open vraag

01:35
Wat betekent "una plaza famosa"?
Wat betekent "un parque famoso"?

Slide 35 - Open vraag

02:40
"Hay un parque" betekent...

A
Het park bevindt zich
B
Er is een park
C
Er zijn parken
D
Er is een parkiet

Slide 36 - Quizvraag

03:32
¿Cuál es un monumento representativo de Holanda?

Slide 37 - Open vraag

04:06
¿Qué significa "barrio"? Zoek het in het woordenboek op.

Slide 38 - Open vraag