3H Bijvoeglijk naamwoord (chapitre 1 bron D)

Herhaling Ch. 1 bron D (bijvoeglijk naamwoorden)
Regelmatig, onregelmatig en de plaats in de zin.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Ch. 1 bron D (bijvoeglijk naamwoorden)
Regelmatig, onregelmatig en de plaats in de zin.

Slide 1 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord:
basisschema
Dit geld voor alle regelmatige bijvoeglijke naamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord:
kijk goed naar de uitgangen!
Eindigt een mannelijk bijvoeglijk naamwoord op één van de volgende letters? Dan is deze onregelmatig en krijgt deze een andere, vrouwelijke vorm.
- ien
Il est italien.                    Elle est italienne. 

- eux
Il est heureux.                 Elle est heureuse.

- if
Il est sportif.                   Elle est sportive.

Slide 3 - Tekstslide


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm. (sportif)
Ces sont des filles très ____________.

Slide 4 - Open vraag


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm. (heureux)
Ce sont des directeurs ___________.

Slide 5 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (canadien)

Slide 7 - Open vraag

Noem 5 bijvoeglijk naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen in het Frans.

Slide 8 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord:
de plaats
Een bijvoeglijk naamwoord komt meestal achter het zelfstandig naamwoord in het Frans.
Er zijn een aantal uitzonderingen, deze moet je kennen!

- beau (mooi)                                               - vieux (oud)
- bon (goed, lekker)                                      - mauvais (slecht)
- joli (mooi)                                                 - nouveau (nieuw)
- premier (eerste)                                        - jeune (jong)
- long (lang)                                                - grand (groot)
- petit (klein)                                               - dernier (laatste)

Slide 9 - Tekstslide

Une jolie maison / une maison jolie.
Welke is correct?

A
Une jolie maison
B
Une maison jolie

Slide 10 - Quizvraag

C'est une petite voiture. / C'est une voiture petite.
Welke is correct?

A
C'est une petite voiture.
B
C'est une voiture petite.

Slide 11 - Quizvraag

Les voitures bleues arrivent à l'instant. of Les bleues voitures arrivent à l'instant. Welke is correct?

A
Optie 1
B
Optie 2

Slide 12 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?


Wil je nog iets weten over het maken van een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Tekstslide