2A Chapter 3: E Writing & Grammar

Today's lesson
Adjectives & Adverbs
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Today's lesson
Adjectives & Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives (bijvoeglijk nw)
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun). Beschrijft mensen/dingen/etc.
→ voor een zelfstandig naamwoord
→ na de volgende werkwoorden (be, look, seem, feel, smell, taste, sound)

Examples:
They have a large house.
She has a happy family.
This sandwich is bad.

Slide 2 - Tekstslide

Adverbs (bijwoord)
Als je iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord wil zeggen
-ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten​

He smiles beautifully​
She walked slowly through the park.
They ate the sandwich quickly


→ Als intensifier(versterker) voor een bijvoeglijk naamwoord voor het bijv. nw.
My brother is really funny


Slide 3 - Tekstslide

Irregular adverbs
good - well
long - long
fast - fast
low - low

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen
Na de werkwoorden: to be, to feel, to seem, to look, to smell, to sound en to taste gebruik je een adjective (bijvoeglijk naamwoord​)

Dit zijn veel waarnemingen van de zintuigen​

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

I think that is a ________ flower! (beautiful)​

Slide 8 - Open vraag

The busdriver was ________ injured. (serious)​

Slide 9 - Open vraag

Max is a ________ singer. (good)​

Slide 10 - Open vraag

The class is ________ loud today. (terrible)​

Slide 11 - Open vraag

You can ________ open this. (easy)​

Slide 12 - Open vraag

It’s a ________ day today. (terrible) ​

Slide 13 - Open vraag

He drives the car ________. (careful)​

Slide 14 - Open vraag

The dog barks ________. (loud)​

Slide 15 - Open vraag

He ________ reads a book. (quick)​

Slide 16 - Open vraag

Mandy is a ________ girl. (pretty)​

Slide 17 - Open vraag

Exercises

Slide 18 - Tekstslide