Periode_4_les_6_Perfekt

Periode_4_les_6
Voltooide tijd (Verben in Perfekt)
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode_4_les_6
Voltooide tijd (Verben in Perfekt)

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
Modalverben (S. 62/63) 
Aufgabe 3/2 en 3/3

Slide 2 - Tekstslide

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden

Modaal werkwoord = geel, heel werkwoord erbij = rood


  • Wij kunnen een ijsje kopen.
  • Jullie mogen in de zee zwemmen.
  • Zij willen graag de menukaart zien.
  • Ik moet nu naar bed gaan.
  • Wij willen pizza eten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Perfekt 
Modalverben (S. 69) 
Aufgabe 5/6 en 5/7

Slide 10 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
zwakke werkwoorden hebben een vast schema net als in het Nederlands:
spelen-speelde-gespeeld   (ge+ stam+d) nederlands
trainen-trainde-getraind (ge+ stam + d) nederlands
in het Duits
spielen- spielte-gespielt
sterke werkwoorden moet je uit je hoofd leren en hebben geen vast schema.
Bijvoorbeeld:
eten- at- gegeten
lopen-liep-gelopen

Slide 11 - Tekstslide

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. horen
Wij hebben het gisteren al gehoord.
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. spelen
Mijn hond heeft met mijn kat gespeeld.
Zie reader 

Slide 12 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T
Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert? fotograferen
Heb jij gefotografeerd?
trainieren-  Hast du am Wochenende trainiert? trainen
Heb je in het weekend getraind?

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:
STAM + T
Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht. (bezoeken)
wij hebben de dierentuin bezocht

Slide 14 - Tekstslide

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter

Slide 15 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen (doen) is?
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen' (kopen)?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 17 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen (spelen) is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 18 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van 'regnen' (regenen)? (let op is dit moeilijk uit te spreken met de normale regel)?
A
geregent
B
gregnet
C
geregend
D
geregnet

Slide 19 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van 'chatten'? (let op is dit moeilijk uit te spreken met de normale regel)
A
gechatten
B
gechat
C
gechattet
D
gechatted

Slide 20 - Quizvraag

uitzonderingen op de regel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden:
A
werkwoorden die op -ieren eindigen --> stam + t
B
werkwoorden die met be- , ver-, beginnen --> stam+ t
C
beide bovenstaande zijn juist

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin
Er hat seine Hausaufgaben (machen) (maken/doen)... .
Hij heeft zijn huiswerk gemaakt/gedaan.
A
gemacht
B
gemachen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten (werken)
A
gearbeiten
B
gearbeitet
C
gearbeitest
D
gearbeit

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van zeichnen (tekenen)
A
gezeichen
B
gezeichnet
C
gezeichnt
D
gezeich

Slide 24 - Quizvraag

Ich habe _______________(arbeiten).
Ik heb gewerkt.

Slide 25 - Open vraag

Ich habe meine Hausaufgaben ________(machen).
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Slide 26 - Open vraag

Ich habe Fussball ________(spielen).
Ik heb gevoetbald.

Slide 27 - Open vraag

Ich habe meine oma ________(besuchen).
Ik heb mijn oma bezocht.

Slide 28 - Open vraag

Ich habe am Wochenende ________(trainieren).
Ik heb in het weekend getraind.

Slide 29 - Open vraag

Mein Vater hat ein Fahrrad ____________(mieten)
Mijn vader heeft een fiets gehuurd.

Slide 30 - Open vraag

Es hat am Wochenende ________(regnen).
Het heeft in het weekend geregend.

Slide 31 - Open vraag

Am Wochenende habe ich___
Meine Oma besucht (besuchen)
spielen (Fussball gespielt)
(ein)kaufen (eingekauft)

Slide 32 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

(in NL sterk in Duits ook)

lopen-liep-gelopen

laufen-lief-gelaufen


zingen-zong-gezongen

singen-sang-gesungen


rijden-reed-gereden

fahren-fuhr-gefahren


Voltooid deelwoord moet je leren (er staan lijsten in het woordenboek). Is het in Nederlands sterk dan ook in het Duits


stamm +

ich  - e

du   - st

er,sie- t

wir  - en

ihr       -t

sie,Sie -en

Slide 33 - Tekstslide

Er hat__________(singen).
Hij heeft gezongen.

Slide 34 - Open vraag

Die Sekretärin hat sich___________(schneiden).
De secretaresse heeft zich gesneden.

Slide 35 - Open vraag

Er hat immer auf dem Bürostuhl (sitzen).
Hij heeft altijd de bureaustoel gezeten.

Slide 36 - Open vraag

Ich bin nach Londen__________________(fliegen).
Ik ben naar London gevlogen

Slide 37 - Open vraag

Voltooid deelwoorden bij regelmatige zwakke w.w.
1. Werkwoorden eindigen op -ieren
stam + t
studieren - studiert
2. Werkwoorden beginnen met            be- /ver-
stam + t
besuchen - besucht
versorgen - versorgt
3. Werkwoorden stam op -d / - t
ge + stam + et
arbeiten - gearbeitet
melden - gemeldet
4. Hoofdregel
ge + stam + t
wohnen - gewohnt

Slide 38 - Tekstslide

Stappenplan bij vervoegen voltooid deelwoorden

Bepaal wat voor soort werkwoord het is.
sterk w.w.
zwak w.w.
- zie Grammaticagedeelte woordenboek
1. eindigt op -ieren?

stam + t
2. begint met be/ver?
stam + t
3. eindigt stam -d/-t?
ge + stam + et
Als je op 1, 2, 3 geen antwoord 
kan geven, pas je de hoofdregel toe: ge + stam + t

Slide 39 - Tekstslide

Perfekt Aufgabe 5/6 Seite 69
Fertig?Klaar?

Maak Aufgabe 5/6 uit het boek S. 69. Gebruik de lijst achterin het woordenboek voor sterke werkwoorden en de reader met grammatica als hulpmiddel.

Slide 40 - Tekstslide