3.4 Atoommassa en molaire massa

3.4 Atoommassa en molaire massa
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.4 Atoommassa en molaire massa

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Huiswerk nakijken
Reflecteren op vorige leerdoelen
10 min
-Formatieve check
10 min
-Atoommassa
Nieuwe leerdoelen introduceren
15 min
-De mol
25 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
20 min

Slide 2 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Reflecteren op vorige leerdoelen
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt uitleggen wat de relatieve atoommassa inhoudt.
  • Je kunt de molaire massa van een stof berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat de chemische hoeveelheid voorstelt.
  • Je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal mol zitten en omgekeerd.
  • Je kunt berekenen hoeveel mol deeltjes er in een aantal gram zit en omgekeerd.

Slide 5 - Tekstslide

Atoommassa
Atoommassa: Het gewicht van een atoom in u.
1 u = 1,66∗10⁻²⁷ kg

  • Proton = 1 u
  • Neutron = 1 u

Atoommassa = protonen + neutronen
Massa’s terug te vinden in het periodiek systeem.

Slide 6 - Tekstslide

Molecuulmassa
Molecuulmassa: Het gewicht van 1 molecuul in u.
Bereken door de atoommassa’s van alle aanwezige atomen bij elkaar op te tellen.


Voorbeeld; glucose - C₆H₁₂O₆
C = 12,0 u → 6*12,0 = 72 u
H = 1,0 u → 12*1,0 = 12 u
O = 16,0 u → 6*16,0 = 96 u
72 + 12 + 96 = 180 u

Slide 7 - Tekstslide

Bereken de molecuulmassa’s van de volgende stoffen:
H₂O
CO₂
CH₄
Na₃PO₄
C₂H₆O₂

Slide 8 - Open vraag

Getal van Avogadro
Vernoemd naar Lorenzo Romano Amedeo Carlo Avogadro di
Quaregna e Cerreto.

Getal van Avogadro:
NA = 602.214.076.000.000.000.000.000
NA = 6,022*10²³

Slide 9 - Tekstslide

De mol
Waar wordt het getal van Avogadro voor gebruikt?
Het wordt gebruikt om het aantal moleculen in een mol te berekenen!

Wat is een mol?
mol = mate van eenheid om een hoeveelheid moleculen aan te geven.


Slide 10 - Tekstslide

Versimpeld
1 dozijn eieren = 12 eieren
1 dozijn brood = 12 broden

1 mol H2O = 6,022*10²³ moleculen H2O
1 mol CO2 = 6,022*10²³ moleculen CO2
1 mol CH4 = 6,022*10²³ moleculen CH4
1 mol C6H12O6 = 6,022*10²³ moleculen C6H12O6

Slide 11 - Tekstslide

De mol
In 1 mol zitten dus altijd 6,022*10²³ moleculen.

Dus in 2 mol zitten 1,2*1024 moleculen (6,022*10²³*2).

En in 0,5 mol zitten 3,011*10²³ moleculen (6,022*10²³*0,5).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel mol CH₄ hebben we, als we
1,2*10²³ moleculen hebben?

Hoeveel moleculen H₂O hebben we, als
we 3 mol H₂O hebben?

Slide 14 - Open vraag

De molaire massa
Waarom is 1 mol 6,022*1023 moleculen?

Dit heeft te maken met hoe zwaar 1 unit is!
1 unit = 1,66*10-24 g

Slide 15 - Tekstslide

1 unit = 1,66*10−²⁴ g
Een waterstofatoom weegt in totaal 1 unit.

Stel we hebben 1 mol waterstof (6,022*10²³ waterstofatomen)
Hoeveel gram waterstof hebben we?

Slide 16 - Open vraag

De molaire massa
1,66*10-24 * 6,022*1023 = 1 g

Regel:
Als je een mol hebt van een stof dat 1 unit weegt, heb je 1 gram.
Als je een mol hebt van een stof dat 20 unit weegt, heb je 20 gram.

Slide 17 - Tekstslide

Conclusie
Een mol is 6,022*1023, zodat wij heel makkelijk van het aantal mol naar het aantal gram kunnen rekenen.

We hoeven hier alleen de molecuulmassa voor te weten!

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent dit simpel gezegd?
Het getal voor de molecuulmassa van een stof, geeft ook aan hoeveel gram van die stof je in 1 mol hebt zitten.

  • Water = 18,016u
  • Dus 1 mol water is 18,016 g.

  • Koolstofdioxide = 44,0 u
  • Dus 1 mol koolstofdioxide = 44,0 g.

Slide 19 - Tekstslide

De molaire massa
De molecuulmassa geeft dus aan hoeveel gram moleculen je in 1 mol hebt zitten!

Dit noem je de molaire massa (Mm) (g/mol)

Slide 20 - Tekstslide

Diagram
Zorg dat je deze kan dromen!

Dit is dus een uitbreiding op het diagram van daarnet

Slide 21 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram water er zit in
7,8 mol.

Bereken hoeveel mol er zit in 25 gram water.

Bereken hoeveel mol er zit in 30 gram CH₄.

Slide 22 - Open vraag

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek.
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak.

Hoofdstuk 3 paragraaf 4:
1 t/m 12

Slide 23 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt uitleggen wat de relatieve atoommassa inhoudt.
Je kunt uitleggen wat de chemische hoeveelheid voorstelt.
Je kunt de molaire massa van een stof berekenen.
Je kunt berekenen hoeveel mol deeltjes er in een aantal gram zit en omgekeerd.
Je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal mol zitten en omgekeerd.

Slide 24 - Sleepvraag