De passé composé (de verleden tijd) bestaat altijd uit
2 delen:
1) Het hulpwerkwoord (een vorm van avoir of, soms, être- daar kom ik volgende week op terug)
2) Het voltooid deelwoord (hele ww -er +é)
Bv: J'ai cherché - Tu as parlé - Nous avons visité - Ils ont dansé