Ontdek de Nederlandse keuken
1 / 36
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Dit is het leerdoel van deze les. Aan het einde van de les gaan we kijken of jullie dit doel hebben behaald.
Wat weet je al over de Nederlandse keuken?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Laat een afbeelding van stamppot zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag of zij weten welke groenten er in stamppot kunnen zitten.
Wat is een ander typisch Nederlands gerecht?
A
Taco's
B
Hutspot
C
Sushi
D
Pizza
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is stamppot?
A
Een salade met kip en avocado
B
Een soort brood gevuld met kaas
C
Een gerecht gemaakt van rijst en vlees
D
Een gerecht gemaakt van aardappels en groenten
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Laat een afbeelding van hutspot zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag of zij weten welke groenten er in hutspot zitten.
Slide 8 - Tekstslide
Laat een afbeelding van erwtensoep zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag welke soorten vlees er in erwtensoep kunnen zitten.
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Laat een afbeelding van haring zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag of zij weten hoe haring gegeten wordt in Nederland.
Welke vis wordt in Nederland vaak op een broodje gegeten?
A
Haring
B
Forel
C
Zalm
D
Tonijn
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe wordt haring in Nederland vaak gegeten?
A
Gekookt
B
In een salade
C
Op een broodje of met uitjes
D
Gebakken
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is haring?
A
Een reptiel
B
Een fruitsoort
C
Een vis
D
Een vogel
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Tekstslide
Laat een afbeelding van pannenkoeken zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag welke toppings zij lekker vinden op hun pannenkoek.
Slide 15 - Tekstslide
Laat een afbeelding van een kroket zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag waar je een kroket in Nederland kan kopen.
Slide 16 - Tekstslide
Laat een afbeelding van bitterballen zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag waar je bitterballen in Nederland kan kopen.
Slide 17 - Tekstslide
Laat een afbeelding van stroopwafels zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag waar je stroopwafels in Nederland kan kopen.
Slide 18 - Tekstslide
Laat een afbeelding van drop zien en vraag aan de leerlingen of zij dit snoep kennen. Vraag waar je drop in Nederland kan kopen.
Slide 19 - Tekstslide
Laat een afbeelding van speculaas zien en vraag aan de leerlingen of zij dit koekje kennen. Vraag wanneer Sinterklaas in Nederland is.
Slide 20 - Tekstslide
Laat een afbeelding van hagelslag zien en vraag aan de leerlingen of zij dit product kennen. Vraag waar je hagelslag in Nederland kan kopen.
Slide 21 - Tekstslide
Laat een afbeelding van oliebollen zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag wanneer oud en nieuw in Nederland wordt gevierd.
Slide 22 - Tekstslide
Laat een afbeelding van appeltaart zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag of zij weten hoe je appeltaart maakt.
Slide 23 - Tekstslide
Laat een afbeelding van Limburgse vlaai zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag uit welke provincie Limburg komt.
Slide 24 - Tekstslide
Laat een afbeelding van een Bossche bol zien en vraag aan de leerlingen of zij dit gerecht kennen. Vraag uit welke stad de Bossche bol komt.
Slide 25 - Tekstslide
Laat een afbeelding van kaas zien en vraag aan de leerlingen of zij dit product kennen. Vraag welke soorten kaas zij lekker vinden.
Slide 26 - Tekstslide
Laat een afbeelding van pindakaas zien en vraag aan de leerlingen of zij dit product kennen. Vraag waar je pindakaas in Nederland kan kopen.
Slide 27 - Tekstslide
Leg aan de leerlingen uit hoe zij kroketten kunnen maken. Help bij het bakken en eet de kroketten gezamenlijk op.
Slide 28 - Tekstslide
Laat de leerlingen verschillende typisch Nederlandse producten proeven. Bespreek welke producten zij lekker vinden en welke niet.
Slide 29 - Tekstslide
Maak een quiz met vragen over de verschillende gerechten en producten die behandeld zijn in deze les.
Slide 30 - Tekstslide
Leg de opdracht uit aan de leerlingen en geef hen de tijd om in groepjes aan de poster te werken. Bespreek gezamenlijk de posters en benoem de verschillende gerechten en producten.
Wat zijn bitterballen?
A
Een vis die in Nederland veel gegeten wordt, vaak op een broodje of met uitjes.
B
Een soep gemaakt van erwten en verschillende soorten vlees.
C
Een Nederlands gerecht gemaakt van aardappels en groenten.
D
Kleine kroketten, vaak geserveerd als snack bij de borrel.
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de bekendste Nederlandse kaas?
A
Feta
B
Cheddar
C
Brie
D
Goudse kaas
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is stamppot?
A
Een Nederlands gerecht gemaakt van aardappels en groenten.
B
Een snack gemaakt van ragout en paneermeel, vaak gegeten uit de muur.
C
Een soep gemaakt van erwten en verschillende soorten vlees.
D
Een vis die in Nederland veel gegeten wordt, vaak op een broodje of met uitjes.
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 34 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 35 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 36 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
