Het genotype wordt bepaald bij de bevruchting en kan tijdens het leven niet meer veranderen!
Slide 2 - Tekstslide
Fenotype
Alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype van dat organisme.
Je fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook door je leefstijl en je omgeving.
Slide 3 - Tekstslide
chromosomen
In de celkern liggen chromosomen.
Chromosomen zijn opgebouwd uit DNA en eiwit.
DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen.
Slide 4 - Tekstslide
chromosomen
Dit is een chromosomenportret
Mensen hebben 23 paren chromosomen.
Totaal 46 chromosomen.
De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen (bij de man XY en vrouw XX)
Slide 5 - Tekstslide
Gen
Een stukje DNA dat de code voor een erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN. Allel = invulling van gen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)
Slide 6 - Tekstslide
genen paren
genen paren kunnen uit 2 dezelfde genen bestaan
Of uit 2 verschillende genen
genen kunnen dominant, recessief, dan komt 1 eigenschap tot uiting
Genen kunnen ook intermediair zijn dan is de eigenschap een mix van de 2 genen.
Genen
Slide 7 - Tekstslide
Menselijke cel
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.
Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.
Die bevruchte cel deelt > alle lichaamscellen (behalve de geslachtscellen) hebben 46 chromosomen
Slide 8 - Tekstslide
Bevruchting
23 chromosomen moeder
23 chromosomen vader
46 chromosomen in de bevruchte eicel
(23 chromosomen paren)
Slide 9 - Tekstslide
Chromosoom
Chromosoom
Slide 10 - Tekstslide
Homozygoot & heterozygoot
De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.
De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma. Rood haar is het recessieve gen.Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar
Slide 11 - Tekstslide
gen: donker haar
gen:
rood haar
Twee verschillende allelen (voor haarkleur) HETEROZYGOOT Aa
A is het dominante allel, komt altijd tot uitdrukking.
Slide 12 - Tekstslide
2 x gen voor haarkleur = HOMOZYGOOT
gen: rood haar
gen:
rood haar
Slide 13 - Tekstslide
Dominant/recessief
Lang niet alle overervingen zijn intermediair.
Soms wint een van de 2 genen het van de ander.
Dat gen het DOMINANT.
Het gen dat heeft 'verloren' heet RECESSIEF.
Dominant gen: HOOFDLETTER
Recessief gen: kleine letter
Slide 14 - Tekstslide
Dominante en recessieve genen
Dominant gen: een gen dat een ander gen overheerst (A)
Recessief gen: een gen dat onderdrukt wordt door andere genen (a)
Dominant = hoofdletter
Recessief = kleine letter
Slide 15 - Tekstslide
Dominant en recessief gen
A= bruine ogen, dominant. AA of Aa
b= blauwe ogen, recessief. aa
een dominant gen is een gen dat altijd tot uiting komt in het fenotype.
een recessief gen is een gen komt alleen tot uiting als er geen dominant gen aanwezig is.
Slide 16 - Tekstslide
Kruisingen
Slide 17 - Tekstslide
Voorspellen doe je met behulp van een kruisingsschema!
Genotype: Kruisingsschema:
Moeder: BB
Vader: Bb
B= bruine ogen
b= blauwe ogen
Slide 18 - Tekstslide
Een paar logische regels
Een dominant gen is een gen dat altijd tot uiting komt in het fenotype
Bij iemand die heterozygoot is komt het dominante gen tot uiting
Een recessief gen komt alleen tot uiting als er geen dominant gen aanwezig is.
Organismen waarbij het recessieve gen tot uiting komt zijn homozygoot voor deze eigenschap.
Slide 19 - Tekstslide
Kruisingsschema
om te voorspellen welk fenotype de nakomelingen van een kruising krijgen
in een kruisingsschema zet je alle mogelijke combinaties van allelen bij één kruising.
Slide 20 - Tekstslide
Intermediaire kruising
Beide genen zijn even sterk. Geen dominant gen.
Onder de nakomelingen bevinden zich 'mengvormen' van de genotypen.
Er zijn dus 3
fenotype
opties
Slide 21 - Tekstslide
Stambomen
Stambomen
Met een stamboom kun je zien hoe een erfelijke eigenschap in je familie wordt doorgegeven.
Rondjes: vrouwen
Blokjes: mannen
Slide 22 - Tekstslide
Stambomen
Slide 23 - Tekstslide
Stamboom
Slide 24 - Tekstslide
stamboom
Slide 25 - Tekstslide
Stambomen
Slide 26 - Tekstslide
Evolutietheorie
Slide 27 - Tekstslide
Evolutie:
De ontwikkeling van het leven op aarde waarin soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Evolutie is NIET bewust, evolutie heeft GEEN doel.
Slide 28 - Tekstslide
Evolutietheorie
Darwin is de bedenker van de evolutietheorie.
De evolutietheorie kijkt naar 3 dingen:
variatie in genotypen
natuurlijke selectie
ontstaan van nieuwe soorten
Slide 29 - Tekstslide
Evolutietheorie:
-variatie in genotypen
-natuurlijke selectie
-ontstaan nieuwe soorten
Slide 30 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
- versmelten van twee geslachtcellen.
- verschillende mogelijkheden in genotypen; variatie in genotypen.
- Door variatie in genotypen ontstaat er ook variatie in fenotypen.
Slide 31 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting en variatie in genotypen
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten twee geslachtscellen, wat leidt tot variatie in genotypen.
Slide 32 - Tekstslide
natuurlijke selectie
overlevingskans
schutkleur
natuurlijke selectie
Slide 33 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 34 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie = de organismen die het best zijn aangepast aan hun omgeving krijgen de meeste nakomelingen.
Wordt vooral bepaald door het genotype
Verschillende genotypen binnen een populatie heeft de grootste overlevingskans
Slide 35 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 36 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 37 - Tekstslide
Ontstaan nieuwe soort
Slide 38 - Tekstslide
Ontstaan van nieuwe soorten
Een nieuwe soort kan ontstaan als:
een deel van de populatie langdurig gescheiden is van de rest van de populatie
beide populaties ontwikkelen zich (langdurig in verschillende milieus
er ontstaan verschillen die er uiteindelijk toe leiden dat de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen voortplanten.
Dus dan is er een nieuwe soort!
Slide 39 - Tekstslide
Ontstaan nieuwe soorten
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is er sprake van een nieuwe soort.
Dit kan door gebeuren door:
isolatie / mutatie
Slide 40 - Tekstslide
Het ontstaan van nieuwe soorten
Slide 41 - Tekstslide
Stambomen
Slide 42 - Tekstslide
Evolutionaire stamboom
Door al het DNA van organismen te vergelijken kan een stamboom van de verwantschap worden opgesteld.
Dat noem je een evolutionaire stamboom.
Slide 43 - Tekstslide
Stamboom
- Door DNA te vergelijken kan je een stamboom maken. Dit heet een evolutionaire stamboom.