Mein Haus

Mein Haus
Du lernst deine Wohnung zu beschreiben und die Umgebung deiner Wohnung.
Du lernst deutsche Architektur kennen.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mein Haus
Du lernst deine Wohnung zu beschreiben und die Umgebung deiner Wohnung.
Du lernst deutsche Architektur kennen.

Slide 1 - Tekstslide

das Wohnzimmer
das Schlafzimmer
das Badezimmer
die Küche
der Flur

Slide 2 - Sleepvraag

der Bauernhof
das Hochhaus
das freistehende Haus
die Berghütte
das Fachwerkhaus

Slide 3 - Sleepvraag

schlafen
essen
duschen
kochen
fernsehen
sonnen

Slide 4 - Sleepvraag

Peter und Tom sind in ihre
neue Wohnung eingezogen.
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quizvraag

Peter hat sein Bett
unter das Fenster gestellt.
A
richtig
B
falsch

Slide 6 - Quizvraag

Peter arbeitet gern am Fenster,
weil es da hell ist.
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quizvraag

Im Regal stehen
Bücher und Peters Fernseher.
A
richtig
B
falsch

Slide 8 - Quizvraag

Peter und Tom
machen bald eine Party.
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quizvraag

Peter hat erst später
einen Teppich auf den Boden gelegt.
A
richtig
B
falsch

Slide 10 - Quizvraag

Ich habe mein Bett rechts an die Wand gestellt.
Den Schreibtisch habe ich links neben das Fenster gestellt.
Auf dem Schreibtisch steht mein
Computer.
Über dem Sofa hängen Bilder.
op
boven
naast
tegen

Slide 11 - Sleepvraag

Die Toilette befindet sich zwischen den Schlafzimmern.
Der Keller ist unter dem Haus.
Hinter dem Haus ist der Garten.
Unser Auto steht vor dem Haus.
achter
tussen
voor
onder

Slide 12 - Sleepvraag

EinFachwieDeutsch
Übersetze die Sätze (zinnen) auf Seite 57/58.
Übersetze die Wechselpräpositionen auf Seite 140.

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt nu ...
De zinnen op pagina 39/40 vertaald.
De wisselvoorzetsels onderaan pagina 114 vertaald.

Maak de volgende woordenschatoefeningen en
voer daarna een gesprek met een klasgenoot over
jouw woonsituatie m.b.v. de vragen op pagina
40 in het boek.


Slide 14 - Tekstslide

In diesem Raum wird Essen bereitet.
Hier schläft man.
Hier sitzt man zusammen und plaudert oder sieht Fern.
Hier wäscht man sich, putzt sich die Zähne und badet man.
Ein schmaler Gang, woran Zimmer grenzen.
Hierin wird das Auto geparkt und Fahrräder abgestellt.
Ein Grundstück, dass zu einem Haus gehört.
Man kann hier sitzen bei schönem Wetter.
Hiermit fährst du automatisch nach oben. Du musst keine Treppen steigen.
Hierin steckt der Postbote Briefe und die Zeitung.
Es sieht aus wie eine Terrasse und 'hängt' einer Wohnung.
Man sitzt hier bei schönem Wetter.
das Badezimmer
das Schlafzimmer
das Wohnzimmer
der
 Flur
die 
Küche
die Garage
der Garten
der Aufzug
der Briefkasten
der Balkon

Slide 15 - Sleepvraag

NL>D:
Ik woon in een rijtjeshuis.

Slide 16 - Open vraag

NL>D:
Wij hebben een tuin.

Slide 17 - Open vraag

NL>D:
Onze woonkamer is groot.

Slide 18 - Open vraag

NL>D:
Hoeveel slaapkamers heeft jullie huis?

Slide 19 - Open vraag

Meervoud
Het is je misschien opgevallen dat als er meerdere kamers in een huis zijn, je in het Duits toch Zimmer zegt. Zonder s.
Mannelijke en onzijdige woorden die eidigen op
-el, -er, -en blijven in het meervoud gelijk:

das Zimmer > die Zimmer    das Poster > die Poster
der Spieler > die Spieler
der Sessel > die Sessel



Slide 20 - Tekstslide

NL>D:
naast boven achter
(spatie tussen de voorzetsels typen)

Slide 21 - Open vraag

NL>D:
onder voor tussen
(spatie tussen de voorzetsels typen)

Slide 22 - Open vraag

Gespräch
Stellt einander die Fragen auf Seite 40 im Buch.
Wechselt die Rollen.


Slide 23 - Tekstslide

Wat zou er volgens jou voor Rocco veranderd
kunnen zijn na zijn verhuizing?
Schrijf minimaal drie veranderingen op.

Slide 24 - Open vraag

Hoe reageerde Rocco op de
verhuisplannen van z'n ouders?
Leg uit.

Slide 25 - Open vraag

Wat was er positief aan Rocco's woonsituatie?
Wat was er niet zo leuk aan Rocco's woonsituatie?

Slide 26 - Open vraag

Welke school bevalt Rocco beter?
Die in Berlijn of die in Beieren?
Leg uit.

Slide 27 - Open vraag

der Stuhl
der Sessel
die Lampe
das Sofa
der Teppich
der Fernseher

Slide 28 - Sleepvraag

der Schrank
die Kommode
das Bett
der Stehlampe
der Nachttisch

Slide 29 - Sleepvraag

die Dusche
die Wanne
das Waschbecken
die Toilette
der Schrank

Slide 30 - Sleepvraag

das Spülbecken
der Herd
der Tisch
die Waschmaschine
der Kühlschrannk

Slide 31 - Sleepvraag

Wann wurde dieses Gebäude
gebaut, denkst du?
A
1925
B
1980
C
Es soll noch gebaut werden.

Slide 32 - Quizvraag

prägen = vormen / beinvloeden
Malern = schilders

zweckmäßig = doelmatig

Slide 33 - Tekstslide

Fragen zu Bauhaus
Beantworte die ersten drei Fragen mit Hilfe des Textes.
1) Wat zijn de kenmerken van de bouwhuisarchitectuur?
2) Welke middeleeuwse beroepen wilde de Bauhausstroming combineren?
3) Wat wordt er bedoeld met form-follows-function?

4) Staan er in Amsterdan op Bauhaus geïnspireerde gebouwen? Welke?

Slide 34 - Open vraag