LJ1 6.6 Ongeslachtelijke voortplanting - LJ2 6.6 Duurzaamheid

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
LJ 1: Pak je boek van biologie en open deze op blz.  186.

LJ 2: Pak je boek en open deze op blz 227.

Huiswerk controle


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen dat bij ongeslachtelijke voortplanting de nakomelingen dezelfde erfelijke eigenschappen hebben als de ouder. 
- kun je voorbeelden geven ongeslachtelijke voortplanting. 

Leergebiedoverstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt.
- Je kijkt je gemaakte werk na, verbetert waar nodig en je benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kan vertelleen wat er nodig is om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof)
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 

Slide 3 - Tekstslide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger:


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Een knol is een :
A
korte stengel
B
verdikte wortel
C
verdikte knop
D
zaadje

Slide 5 - Quizvraag

Een bol is een :
A
korte stengel met rokken
B
verdikte wortel met rokken
C
verdikte knop
D
een zaadje

Slide 6 - Quizvraag

Wat is knoflook?
A
Een vrucht
B
Een bol
C
Een bloem
D
Een knol

Slide 7 - Quizvraag

Bij het stekken van planten heeft de stek 50% DNA van de moeder-
en 50% DNA van de vader-plant
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 6 op blz 189 / 191

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Tekstslide

Planten
Zaadplanten planten zich voort met behulp van stuifmeelkorrels en eicellen.

Ze kunnen zich ook voortplanten zonder dat er bevruchting plaatsvindt. 

Slide 10 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
Een voorbeeld van voortplanten zonder bevruchting = stekken

Hierbij groeit een deel van de plant uit tot een nieuwe plant. Er vindt dus geen bevruchting plaats = ongeslachtelijke voortplanting.

Slide 11 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

Bij ongeslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouder.

Slide 12 - Tekstslide

Knollen
Bij aardappelplanten vindt ongeslachtelijke voortplanting door knollen.

Knol is ondergronds deel van de stengel met veel reservevoedsel. Een aardappel is een knol.

Slide 13 - Tekstslide

Knollen

Een knol heeft knoppen (ogen) waar uitlopers uit groeien. Uit één groeit een nieuwe plant. 

Deze heeft dus dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouderplant.

Aan deze plant ontstaan weer knollen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bollen
Bij bolgewassen vindt ongeslachtelijke voortplanting plaats door bollen.

Een bol bestaat uit wortels, de bolschijf en rokken (met reservevoedsel). 

Slide 16 - Tekstslide

Bollen
 Tussen de rokken bevinden zich meerdere knoppen. Uit 1 ontstaat een plant in het voorjaar, de rest van de knoppen ontwikkeling zich tot nieuwe bollen.

De nieuwe plant en de nieuwe bollen hebben dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouderplant. 

Slide 17 - Tekstslide

Weefselkweek
Plantenkwekers doen veel aan ongeslachtelijke voortplanting. -> vermeerderen van planten 
-> weefselkweek 

De knoppen worden van de plant gesneden = groeipunt 


Slide 18 - Tekstslide

Weefselkweek
De kweker doet de groeipunten in buisjes
-> kleine plantjes
-> na 6 weken nieuwe groeipunten aan de plantjes

Binnen een jaar kan een kweker uit één plant meer dan 50.000 nieuwe planten maken!


Slide 19 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 20 - Tekstslide

Kwallen
Er zijn enkele dieren die zich ongeslachtelijk kunnen voortplanten: bijv. de kwal.

Zie afbeelding hoe de levenscyclus van een kwal is. 

Slide 21 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout, dan maken we samen opdracht 1 en 2. 

Slide 22 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 6 op blz. 189 t/m 191.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je de theorie nog eens lezen op blz. 186 / 188
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je uitleggen wat duurzaamheid is
- Kun je aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn.

Leergebied overstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt.
- Je kijkt je gemaakte werk na, verbetert waar nodig en je benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kan vertelleen wat er nodig is om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof)
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 

Slide 24 - Tekstslide

3. Mini-check
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger): 
Luca en Sven
Opdracht 1 t/m 4 op blz 230/231

De rest doet mee met de mini-check!

Slide 25 - Tekstslide

Welke twee soorten zijn voorbeelden van duurzame energie?
A
Biomassa
B
Gas
C
Kolen
D
Zon

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van duurzame grondstoffen
A
Oude grondstoffen hergebruiken
B
Minder grondstoffen gebruiken
C
Recycling
D
Milieuonvriendelijk

Slide 27 - Quizvraag

Is dit een duurzaam merk?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Wie maakt wat
Had je alle vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 4 op blz 230/231

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 29 - Tekstslide

Duurzaamheid
Duurzaam omgaan met het milieu betekent: ervoor zorgen dat het milieu geen schade ondervindt van jouw activiteiten. 

Duurzaamheid betekent dus: 
- Niet meer stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen. 
- Niet meer stoffen toevoegen aan het milieu dan het milieu kan verwerken. 

Slide 30 - Tekstslide

Er zijn verschillende oplossingen voor duurzaamheid. Kun jij een oplossing benoemen? 

Slide 31 - Tekstslide

Duurzame oplossingen

Slide 32 - Woordweb

Duurzame energie
Veroorzaakt geen milieuvervuiling en raakt niet op. 
Bijvoorbeeld: 
Biomassa - Windenergie - Zonne-energie

Slide 33 - Tekstslide

Biomassa
Bestaat uit afval van planten en dieren, bijvoorbeeld: 
- Hout
- Groente-, fruit- en tuinafval (GFT)
- Mest
- Plantaardige olie

Wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken, maar het kan ook gebruikt worden als grondstof voor brandstoffen zoals biodiesel en biogas. 

Slide 34 - Tekstslide

Duurzame grondstoffen
Oude grondstoffen gebruiken is een manier om minder grondstoffen te gebruiken. Dit kan door hergebruik of recycling.

Hergebruik: wordt een voorwerp opnieuw gebruikt 
Recycling: wordt afval gebruikt als grondstof voor nieuwe producten, zoals afval van papier, glas, metalen en kleding. 
Ook auto's en  elektrische apparaten worden gerecycled. 

Slide 35 - Tekstslide

Duurzame landbouw
Er zijn twee manieren van duurzame landbouw, namelijk: precisielandbouw en kringlooplandbouw. 

Precisielandbouw: gebruikt technologie om planten heel precies te geven wat ze nodig hebben, zoals voedingsstoffen, licht en water. 

Kringlooplandbouw: betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zoals de bodem, de lucht en het water. Afval van planten en dieren wordt zo veel mogelijk hergebruikt. 
Precisielandbouw:

Slide 36 - Tekstslide

Andere oplossingen voor duurzaamheid: 
1. Minder vervuiling
Bijv: schadelijke stoffen niet lozen in het milieu. 

2. Minder broeikasgassen
Verminderen van gebruik van fossiele brandstoffen, door bijvoorbeeld: zuinige apparaten te gebruiken.

3. Energielabels -> bij huizen bijvoorbeeld. 

Slide 37 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout?

Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1

Slide 38 - Tekstslide

6. Instructie
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 230/231



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 231 t/m 233
timer
17:00

Slide 39 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen dat bij ongeslachtelijke voortplanting de nakomelingen dezelfde erfelijke eigenschappen hebben als de ouder?
- kun je voorbeelden geven van ongeslachtelijke voortplanting?

Slide 40 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen wat duurzaamheid is?
- kun je aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn? 




Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
LJ1:                                                         LJ2
Woensdag 30 maart                      Woensdag 30 maart  
6.6 opdracht 1 t/m 6                       6.6 opdracht 1 t/m 4


Slide 42 - Tekstslide