Havo 3 - Samenleving - Hoofdstuk 3

Miljoenennota 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Miljoenennota 

Slide 1 - Tekstslide

Staatsschuld
  • een begrotingstekort = toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 2 - Tekstslide

Nationaal inkomen
Nationaal inkomen = alle inkomens van de inwoners van een land bij elkaar

  • Nederland verdient een groot deel van het nationaal inkomen met export.
  • Ook geven we een groot deel van ons nationaal inkomen uit aan de import.


Slide 3 - Tekstslide

Staatsschuldquote
De staatsschuldquote is staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen.

Slide 4 - Tekstslide

Duurzaamheid

Slide 5 - Woordweb

Duurzaamheid

Slide 6 - Tekstslide

Welvaart en koopkracht
Welvaart:
  • De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.

Koopkracht:
  • De hoeveelheid producten die je kunt kopen met je inkomen.
Hoe meer koopkracht, hoe meer we blijven kopen..

Slide 7 - Tekstslide

Wat kunnen negatieve effecten zijn van het vele consumeren van de mens?

Slide 8 - Open vraag

Duurzaam
  • Duurzaam produceren = produceren zonder schade voor mensen/natuur voor nu en in de toekomst

Slide 9 - Tekstslide




  • Duurzame gebruiksgoederen zijn spullen
     die lang meegaan.




  • Verbruiksgoederen zijn goederen, die
      maar 1 keer worden gebruikt (of op gaan).

Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen

Slide 10 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen gebruikers en verbruikersgoederen

Slide 11 - Open vraag

Circulaire economie
De term circulaire economie is momenteel heel populair. 
Het heeft te maken met hoe dingen weer
terugkomen in bedrijven en productie.

Uiteindelijk moeten alle producten recyclebaar
zijn en de nieuwe grondstoffen die 
toegevoegd worden tot het minimum beperkt  




Slide 12 - Tekstslide

Circulaire economie 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden van duurzame economische veranderingen
  • Deeleconomie
  • Gebruiksmaximalisatie
  • levensduurverlenging
  • Refurbishing
  • Upcyclen
  • Downcylen
We lopen ze allemaal langs

Slide 14 - Tekstslide

Deeleconomie
  • Delen/uitlenen
  • Minder vraag naar grondstoffen
  • Maar waarom eigenlijk nou een deeleconomie?


Slide 15 - Tekstslide

Welke bedrijven zijn voorbeeld van een deel economie? Leg je antwoord uit

Slide 16 - Open vraag

Gebruiksmaximalisatie
  • Producten/spullen worden langer gebruiken.
  • Vinted --> gebruikte kleding
  • Marktplaats --> 2e hands spullen.



Slide 17 - Tekstslide

Levensduurverlenging
  • Ervoor zorgen dat producten/spullen langer meegaan
  • Efficiënt en slim inrichten 
  • Refurbishing --> bepaalde onderdelen hergebruiken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Upcyclen/downcyclen
Upcycling: Gebruikte materialen --> nieuw, waardevol product. Bijvoorbeeld van een bezem een telefoonhouder maken of van pallets een tuinset maken.
Downcycling: Gebruikte materialen --> minder waardevol product. Bijvoorbeeld van autobanden kunstgraskorrels maken


Slide 20 - Tekstslide

Leg uit dat in een circulaire economie huren een alternatief kan zijn voor kopen

Slide 21 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen upcyclen en downcyclen

Slide 22 - Open vraag

Upcyclen/downcyclen
Upcycling: Gebruikte materialen --> nieuw, waardevol product. Bijvoorbeeld van een bezem een telefoonhouder maken of van pallets een tuinset maken.
Downcycling: Gebruikte materialen --> minder waardevol product. Bijvoorbeeld van autobanden kunstgraskorrels maken


Slide 23 - Tekstslide

Recyclen of hergebruiken?
Recyclen:
Het opnieuw gebruiken van de materialen

Hergebruiken:
Het opnieuw gebruiken van een goed

Slide 24 - Tekstslide

Het verschil tussen recyclen en de circulaire economie
  • Bij recycling worden producten aan het einde van hun levenscyclus omgevormd tot een ander/nieuw product. Hier heb je dus nog wel afval en nieuwe grondstoffen nodig
  • Bij circulair is afval, de nieuwe grondstof. Er is dus geen restafval, je maximaliseert het hergebruik en er zijn geen nieuwe grondstoffen nodig

Slide 25 - Tekstslide

Circulaire economie
In een circulaire economie is er juist geen afval meer! Je gebruikt alle grondstoffen opnieuw (recyclen) om een nieuw product te produceren. Circulaire economie gaat dus over de manier waarop wij consumeren (gebruiken), maar ook produceren (maken)!


1.
2.
3.
4. 

Slide 26 - Tekstslide

Hoe kan de overheid mensen en bedrijven stimuleren om de milieuproblemen tegen te gaan in de wereld?

Slide 27 - Open vraag

“ Het Parijs Akkoord is tot nu toe het meest omvattende voornemen van de VN om de door de mens veroorzaakte klimaatverandering wereldwijd aan te pakken 
Het Klimaatakkoord van Parijs is een wereldwijde overeenkomst van de Verenigde Naties ondertekend door vrijwel alle landen ter wereld. Hierin zijn onder andere vrijwillige afspraken gemaakt om de opwarming van de aarde af te remmen door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het doel is om de opwarming wereldwijd gemiddeld tot ruim beneden de 2°C te beperken ten opzichte van de gemiddelde temperatuur op aarde voor de industriële revolutie. Het akkoord verplicht de deelnemende landen om plannen in te dienen voor nationaal klimaatbeleid en om over de uitvoering daarvan te rapporteren. De inspanningen die landen nu hebben beloofd voor de komende jaren zijn niet genoeg om de opwarming tot ruim beneden 2°C te beperken. Nederland heeft als gevolg van het Klimaatakkoord een Klimaatwet aangenomen en streeft ernaar om de broeikasgasuitstoot binnen Nederland in 2030 te halveren en in 2050 terug te brengen naar netto bijna nul.

Slide 28 - Tekstslide

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 29 - Tekstslide

Hoe krijgen we de consument mee?
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat Nederlanders geeft om het milieu en de toekomst van onze planeet. Alleen als mensen zelf in moeten leveren voor de planeet.. dat vinden we niet leuk.

De financiële prikkel blijft voor mensen heel belangrijk.

Positief gedrag moet beloond worden. Negatief gedrag moet extra belast worden. Zonder deze dwang vinden we veranderingen vrij lastig.

Slide 30 - Tekstslide

Stelling 1
"Als vegetarische producten, zoals vleesvervangers goedkoper zouden zijn, zal ik minder vlees eten en meer vegetarisch"


Slide 31 - Tekstslide

Stelling 2
"Er moet een vliegtaks komen op vliegtuigtickets"

Slide 32 - Tekstslide

Stelling 3
"De overheid moet burgers verplichten om duurzamer te consumeren"

Bijvoorbeeld: 
- Maximaal 5 minuten douchen per dag
-Maximaal de kachel op 18 graden
-Minimaal 3 dagen in de week geen vlees eten



Slide 33 - Tekstslide

Stelling 3
"De overheid moet burgers verplichten om duurzamer te consumeren"


Slide 34 - Tekstslide

Stelling 4
"De overheid moet juist de bedrijven regels opleggen met betrekken tot duurzaam produceren"


Slide 35 - Tekstslide