Oefentoets thema 5 Waarneming en gedrag bs 1 t/m 5

OEFENTOETS 
Thema 5 Waarneming en gedrag
 bs. 1 t/m 5
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

OEFENTOETS 
Thema 5 Waarneming en gedrag
 bs. 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Een prikkel is.......
A
een zenuw
B
informatie uit je omgeving

Slide 2 - Quizvraag

Sleep de prikkel en impulsen naar de juiste plaats in dit plaatje
Impuls (naar hersenen)
Prikkel

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is GEEN zintuig?
A
je neus
B
je oog
C
je oor
D
je vinger

Slide 4 - Quizvraag

1
2
3
4
5
De zintuigcellen zetten de prikkel om in impulsen
De impuls wordt door zenuwen naar de hersenen geleid
De hersenen verwerken de impulsen van alle zintuigen
Je wordt je bewust van wat je waarneemt
Een prikkel komt aan bij het zintuig 

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een impuls?
A
Bestaat niet
B
Elektrisch signaal
C
Prikkel
D
Zenuw

Slide 6 - Quizvraag

Wat vangen de zintuigcellen in je zintuigen op?
A
Beweging
B
Impulsen
C
Prikkels
D
Zenuwen

Slide 7 - Quizvraag

Wat doen de talgklieren?
A
Talgklieren vervoeren zweet
B
Talgklieren maken talg zodat je kunt voelen met je zintuigen
C
Talgklieren maken talg om je huid soepel en zacht te houden
D
Talgklieren zorgen er voor verwarming van je huid

Slide 8 - Quizvraag

Welke laag van de huid zorgt ervoor dat de hoornlaag steeds nieuwe cellen krijgt?

Slide 9 - Open vraag

Lagen van de huid
Opperhuid
Lederhuid
Hoornlaag

Slide 10 - Sleepvraag

Noem een taak van de huid?

Slide 11 - Open vraag

Waaruit bestaat de opperhuid?
A
Hoornlaag en lederhuid
B
Hoornlaag en kiemlaag
C
Kiemlaag en lederhuid
D
Lederhuid en onderhuidsbindweefsel

Slide 12 - Quizvraag

Welke zintuigen gebruik je om zachte wol te voelen?
A
drukzintuigen
B
tastzintuigen

Slide 13 - Quizvraag

Onderdelen van de huid
bloedvat
Haar
Haarspiertje
Zweetklier
Talgklier

Slide 14 - Sleepvraag

Zet het onderdeel van je oor bij het juiste nummer:
3
4
10
2
7
11
oorschelp
trommelvlies
slakkenhuis
gehoorbeentjes
gehoorzenuw
gehoorgang

Slide 15 - Sleepvraag

Gehoorschade krijg je wanneer de
gehoorzintuigcellen in je oor beschadigen.
Waar zitten de gehoorzintuigcellen
in het oor?
A
in de gehoorgang
B
in het slakkenhuis
C
in het trommelvlies
D
in de gehoorzenuw

Slide 16 - Quizvraag

Hoe komt het geluid je oor binnen? Plaats de onderdelen in de juiste volgorde
Gehoorgang
Trommelvlies
Gehoorbeentjes
Slakkenhuis
Gehoorzenuw

Slide 17 - Sleepvraag

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Buis van Eustachius
B
Gehoorgang
C
Slakkenhuis
D
Trommelvlies

Slide 18 - Quizvraag

Welke delen van het oog kunnen het oog draaien?
A
De oogleden
B
De oogspieren
C
De oogzenuw
D
De pupillen

Slide 19 - Quizvraag

Welk onderdeel van het oog beschermt je oog niet?
A
hoornvlies
B
ooglid
C
wenkbrauw
D
wimper

Slide 20 - Quizvraag

Zorg dat de juiste onderdelen van de buitenkant van het oog op de juiste plek komen te staan.
Bovenste ooglid
Bovenste ooglid: beschermt het oog tegen uitdroging, fel licht en voorwerpen die niet in het oog horen.
Oogwit
Oogwit: ookwel het harde oogrok genoemd, biedt stevigheid aan het oog.
Pupil
Pupil: kan groter en kleiner worden door spiertjes in de iris. Hierdoor wordt de hoeveelheid licht die het oog binnenkomt geregeld.
Wimpers
Wimpers, zorgen ervoor dat stofdeeltjes en zweet niet je ogen in komt.
Onderste ooglid
Onderste ooglid: beschermt het oog tegen uitdroging, fel licht en voorwerpen die niet in het oog horen.
Traanbuis
Traanbuis: deze buis voert het traanvocht af naar de neusholte.
Wenkbrauw
Wenkbrauw: zorgt ervoor dat zweet, vuil en andere deeltjes niet het oog in komen.
Iris
Iris: door pigment wordt de kleur van de iris bepaald. Ook zorgen de spiertjes van de iris dat de pupil groter en kleiner kan worden.

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is de prikkel voor je ogen?

Slide 22 - Open vraag

Vul de onderstaande zin aan.
De gele vlek ......
A
is een licht doorlatende beschermlaag
B
is een plek met zintuigcellen waar je het scherpst ziet
C
regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt
D
stuurt impulsen naar de hersenen

Slide 23 - Quizvraag

Als je verziend bent kun je
A
van dichtbij goed zien
B
in de verte goed zien

Slide 24 - Quizvraag

Welk nummer is de lens?

Slide 25 - Open vraag

Welke letter wijst vaatvlies aan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de functie van je lens
A
maakt het beeld scherp op je vaatvlies
B
maakt het beeld scherp op het harde oogvlies
C
maakt het beeld scherp op je netvlies
D
het boller of platter maken van het oog

Slide 27 - Quizvraag

Iemand die bijziend is kan ...
A
Van dichtbij scherp zien.
B
Van veraf scherp zien.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de functie van het netvlies?
A
Het geeft bescherming aan het oog
B
Het vangt lichtprikkels op en zet deze om in impulsen
C
Het geleidt de impulsen naar de hersenen
D
Hierdoor lopen de bloedvaten van het oog

Slide 29 - Quizvraag

een bericht sturen met je telefoon
een kuiken kruipt uit een ei
fietsen
gelijkwaardigheid
iedereen moet zich aan de verkeersregels houden
Signaal
Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag
Waarde
Norm

Slide 30 - Sleepvraag

Waar of niet waar?
Gedrag bestaat uit handelingen die een mens doet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een bewuste reactie?
A
Een reactie die je niet kunt controleren
B
Een reactie die vanzelf gaat
C
Een reactie die je niet verwacht
D
Een reactie waarbij je bewust nadenkt

Slide 32 - Quizvraag

Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag

Slide 33 - Sleepvraag

Wat is gedrag?
A
Alles wat een dier doet
B
Alles wat een mens doet
C
Alles wat een mens of dieren doen
D
Het observeren van dieren

Slide 34 - Quizvraag