In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Gehoorschade
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade
Slide 2 - Tekstslide
Wist je dat?
Feit: Bijna één op de vier jongeren loopt gehoorschade op. De oorzaak is te lang luisteren naar te hard geluid. Gehoorschade kun je zelf voorkomen.
Slide 3 - Tekstslide
Geluiden
Geluiden zijn trillingen van de lucht.
Een luidspreker brengt de lucht aan het trillen.
Bij sommige luidsprekers kun je dit zelfs zien en voelen!
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Geluidsgolven (volume)
Grote uitslag = hard geluid, kleine uitslag = zacht geluid
Slide 6 - Tekstslide
Volume
Het volume (sterkte) van een geluid wordt uitgedrukt in decibel (dB).
de uitslag van de trilling noem je de amplitude
Geluiden vanaf 80dB kunnen leiden tot gehoorschade, als je deze lang of vaak hoort.
Slide 7 - Tekstslide
Gehoorschade
Bij gehoorschade beschadigen de trilharen in het slakkenhuis.
Deze haartjes zijn een onderdeel van je zintuigcellen. De haartjes vangen geluiden (trillingen) op, die de zintuigcellen omzetten in impulsen en doorgeven aan de hersenen.
Slide 8 - Tekstslide
Gehoorschade
Gehoorschade -> uitgaan in een club of naar een concert.
De blootstellingsduur aan geluiden boven de 80dB is daardoor enorm toegenomen. -
Slide 9 - Tekstslide
Gehoorschade voorkomen
Om gehoorschade te voorkomen geldt:
Niet te hard
Niet te lang
Indien nodig gehoorbescherming gebruiken, zoals dempende oordopjes
Slide 10 - Tekstslide
Proefje!
Slide 11 - Tekstslide
Geluidsterkte meten - in de klas
Geef op het werkblad aan hoeveel decibel je meet als iedereen:
1. Stil is
2. Zacht fluistert
3. Gewoon praat
4. Zoveel mogelijk lawaai maakt
Slide 12 - Tekstslide
Geluidsterkte meten - op straat
Maak een groepje van 3 of 4 leerlingen. Spreek af:
1. Wie de tijd in de gaten houdt
2. Wie op de veiligheid let
2. Wie de meting doet
3. Wie de meting opschrijft
Slide 13 - Tekstslide
Geluidsterkte meten - op straat
1. Meet drie verschillende geluiden en geef op het werkblad aan hoeveel decibel je meet. Bijvoorbeeld:
Een auto die langs rijdt
Een vogel die fluit
Een vliegtuig die over vliegt
Een hond die blaft
2. Wat is het hardste geluid? En wat is het zachtste geluid?