Ik loop hier in het rond te hangen op dit stomme kamp
(KAMP)Iedereen doet actief, maar ik lig op de bank (BANK)
Ik voel me sukkelig en weet niet wat ik wil. (WIL)
Anderen die helpen mij, daar sta ik niet bij stil (STIL)
Die jongen speelt gitaar, de ander klarinet (NET)
Ik wil op de Playstation of stiekem zelfs naar bed (BED)
De één komt naar mij toe en vraagt: 'Yo, doe je mee?' (MEE)
Ik kijk 'm chagrijnig aan en geeft een dikke nee (NEE)