In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Speaking
MBO
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 4
Streefniveau A2
Slide 1 - Tekstslide
Lesson goals
Je gaat oefenen met Engelse spreekvaardigheid op A2 niveau
Je leert wat niveau A2 inhoudt en wat je allemaal moet kunnen
Je krijgt een aantal voorbeelden te zien van gespreksstarters, gespreksvullers en voorbeeldvragen
Slide 2 - Tekstslide
Gesprekken niveau A2
Op niveau A2 kun je:
Vaak gebruikte zinnen en uitdrukkingen verstaan (bv: algemene persoonlijke informatie en van familie, winkelen, richting geven, werk)
Communiceren tijdens simpele alledaagse activiteiten en bekende alledaagse zaken uitwisselen
Algemene informatie beschrijven over je achtergrond, directe omgeving en directe behoeften.
Slide 3 - Tekstslide
Waar wordt tijdens het examen Gesprekken op gelet?
Je gebruikt een goede opbouw in je gesprek (start + afsluiting)
Je gebruikt voegwoorden (but, and, because, if, etc.) en lidwoorden correct.
Je beheerst genoeg Engelse woordenschat om je uit te drukken in een gesprek en je gebruikt een aantal standaard Engelse uitdrukkingen.
Je kunt reageren op vragen en uitspraken.
Je gebruikt eenvoudige gesprekstrategieën (vragen om herhaling, gebruik van fillers)
Je gebruikt correcte woordvolgorde, bijzinnen, goede werkwoordsvormen, en meervoudsvormen.
Je mag nog aarzelingen en pauzes gebruiken en je mag nog met een accent spreken, zo lang je voldoende verstaanbaar bent.
Slide 4 - Tekstslide
Inhoud Spreekexamen
In de volgende slides komen de onderdelen waar je als niveau 3+4 student aan moet voldoen tijdens je examen, aan bod.
Je ziet korte uitleg, een aantal voorbeelden en een aantal quizvragen om je voorkennis te testen.
Slide 5 - Tekstslide
Starting a conversation
Start your conversation by asking how somebody is doing or with a question
Make eye contact
Tell the person how you are doing
Slide 6 - Tekstslide
Ending a conversation
Slide 7 - Tekstslide
Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.
Slide 8 - Tekstslide
Voegwoorden
1. You should study you take the test
2. My sister loves apples she hates apple pie
3. They went on a long bike ride they really wanted to eat at McDonalds!
4. Would you like some drinks first can I take your full order?
for
and
before
but
or
yet
because
Slide 9 - Sleepvraag
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.
Slide 10 - Tekstslide
Standard English expressions
To react to what somebody is saying, you can use standard English expressions.
You can find a couple of examples on the right.
Of course, you can use other ones.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
walk
My mum and dad
every afternoon
in the park
Slide 13 - Sleepvraag
Engelse Meervoud
meervoud
woord +s
meervoud
uitzondering
(bijv +es, +oes, +ves)
meervoud =
(bijna) hele woord verandert
mouse
Baby
Kiss
Apple
foot
Scarf
egg
sheep
umbrella
potato
tooth
face
Slide 14 - Sleepvraag
Enkelvoud, dichtbij
Meervoud, veraf
Meervoud, dichtbij
Enkelvoud, veraf
This (dit, deze)
Those (die)
These (deze)
That (dat, die)
Slide 15 - Sleepvraag
Meervoud telbaar (bijv. girls)
Meervoud ontelbaar (bijv. milk)
Enkelvoud telbaar (bijv. girl)
Enkelvoud ontelbaar (bijv. energy)
Little
Many
Much
Few
Slide 16 - Sleepvraag
Werkwoordsvormen
Voor niveau A2 moet je weten hoe je de belangrijkste werkwoordvormen gebruikt:
Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Toekomende tijd
Voltooide tijd
Voor het spreekexamen op niveau 4 moet je Engels op A2 beheersen.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe kun je (in het Engels) een gesprek starten?
Slide 18 - Woordweb
Wat kun je zeggen als je iets niet begrijpt?
Slide 19 - Woordweb
Hoe zeg je dat je het er niet mee eens bent?
Slide 20 - Woordweb
Hoe kun je aangeven dat je het ergens mee eens bent?
Slide 21 - Woordweb
Hoe kun je het gesprek afsluiten?
Slide 22 - Woordweb
All teenagers should work
timer
4:00
Slide 23 - Tekstslide
Mobile phones should be forbidden at all schools
timer
4:00
Slide 24 - Tekstslide
Engels Gesprekken A2
Bedenk zelf een goede vraag. Werk in tweetallen. Het gesprekje moet minimaal 4 minuten duren, waarbij je allebei ongeveer 2 minuten aan het woord bent. Houd het op maximaal 6 minuten.
Voorwaarden:
Start het gesprek goed op
Maak gebruik van voegwoorden (but, and, because, if, etc.) en bijzinnen.