Quiz H2 (boek A)
1 / 13
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk (burgers) regeert
Slide 2 - Quizvraag
Uit wie bestaat de regering?
A
Ambtenaren
B
De ministers en koning
C
Ministers
D
Koning
Slide 3 - Quizvraag
Wie maakt alle beslissingen in onze land?
A
De Staten-Generaal
B
Minister-President.
C
De gemeente
D
Koning
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk (koning) met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning
Slide 5 - Quizvraag
Stelling
In 1815 werd Willem I koning van Nederland, hiermee werd hij de staatshoofd.
In 1815 werd Willem I koning van Nederland, hiermee werd hij de staatshoofd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Stelling
De rijke mannen (regenten) waren in 1815 de baas. Maar toen koning Willem I koning werd, greep hij ''alle'' macht.
De rijke mannen (regenten) waren in 1815 de baas. Maar toen koning Willem I koning werd, greep hij ''alle'' macht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Stelling
Willem II was bang dat het volk hem zou vermoorden, daarom gaf hij zijn macht op en liet Thorbecke de nieuwe grondwet schrijven.
Willem II was bang dat het volk hem zou vermoorden, daarom gaf hij zijn macht op en liet Thorbecke de nieuwe grondwet schrijven.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
In de nieuwe grondwet (geschreven door Thorbecke) van 1848 staat er...
De koning mocht zich niet meer met de politiek bemoeien
Eerste en Tweede kamer beslist welke wetten er komen.
De koning mag af en toe meebeslissen met het maken van nieuwe wetten.
Het volk kiest door wie het land bestuurd wordt
Slide 9 - Sleepvraag
Een constitutionele monarchie is een monarchie met een...?
A
Minister-President
B
Economische agenda
C
Grondwet
D
Keizer
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een monarchie?
A
Een stad met het gebied eromheen, die als een zelfstandige staat wordt bestuurd.
B
Een land wat bestuurt wordt zonder koning of koningin
C
Koninkrijk. Land met als staatshoofd een koning of koningin.
Slide 11 - Quizvraag
Waarom kon je in 1848 Nederland niet echt een democratie noemen?
A
Omdat alleen vrouwen mochten stemmen.
B
Omdat alleen rijke mannen mochten stemmen.
C
Omdat er een grondwet was.
D
Omdat er een keizer was.
Slide 12 - Quizvraag
Waarom was er met de wetswijziging van 1848 meer democratie?
A
De koning had geen macht meer, macht ging naar de burgers..
B
(Rijke) burgers mochten eindelijk stemmen.
C
Beide antwoorden zijn goed
