Par 2.3 De Inuit in het poolgebied

Par 2.3 De Inuit in het poolgebied
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Par 2.3 De Inuit in het poolgebied

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over het poolgebied?

Slide 2 - Woordweb

Wat is een Inuit?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het noordpoolgebied
  • Het gebied ten noorden van de noordpoolcirkel op 66,5° NB
  • Wanneer een gebied op 60° NB of hoger ligt, noem je dat een hoge breedte
  • Vrijwel altijd erg koud

Slide 7 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid in Groenland
  • 60.000 inwoners
  • Alleen aan de kust wonen mensen
  • 85% is bedekt met sneeuw en ijs

Slide 8 - Tekstslide

Hoge of lage bevolkingsdichtheid in Groenland?
A
Heel hoog
B
Hoog
C
Laag
D
Heel laag

Slide 9 - Quizvraag

Luchtstreken
  • De aardbol kunnen we opdelen in verschillende temperatuurzones
  • Op twee manieren worden deze bepaald
  1.  De breedteligging 
  2. Thermische begrenzing

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Wat vinden jullie van dit artikel?

Is het juist goed of slecht dat er een vliegveld wordt geopend?

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Je weet het verschil tussen de taiga en de toendra
  2. Je weet wat permafrost is
  3. Je weet het verschil tussen landijs en zee-ijs

Slide 13 - Tekstslide

Vanaf welke breedtegraad begint het noordpoolgebied?
A
40°
B
33,5°
C
90°
D
66,5°

Slide 14 - Quizvraag

Als je vanuit de noordpool naar het zuiden reist wordt de temperatuur ...
A
hoger
B
lager

Slide 15 - Quizvraag

Taiga
  • Naaldbos
  • Overgangszone tussen gematigd klimaat en toendra
  • "Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien.In de winter is het er gemiddeld kouder dan –3 °C. Heet ook naaldboomgordel."

Slide 16 - Tekstslide

Toendra
  • Koud gebied in het poolgebied
  • Alleen gras, mos en lage struiken
  • Lange winters
  • Boven de boomgrens

Begrip
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10 °C in de zomer).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Permafrost
  • Grond in toendra gebieden kan het hele jaar door bevroren zijn
  • Dit noem je permafrost (denk aan permanente stift)
  • In de zomer kan dit drassig zijn omdat de gesmolten sneeuw niet in de grond kan zakken


Slide 22 - Tekstslide

Land van heeeel veel sneeuw en ijs
  • Hoe noordelijker, hoe kouder
  • geen plantengroei
  • Vriest bijna altijd
  • Enige neerslag is sneeuw
  • Eeuwige sneeuw

Begrip
Gebied waar altijd sneeuw ligt

Slide 23 - Tekstslide

ijs, ijs en nog eens ijs
  • Eeuwige sneeuw wordt samengeperst en wordt ijs
  • Deze laag ijs op het land noem je landijs
  • Grootste stuk landijs ligt in Groenland en kan wel 3 km dik zijn!
  • Bevroren zeewater noem je zee-ijs. Grote ijsschotsen die aan elkaar zijn gevroren

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Kaart

Lesdoelen
  1. Je weet het verschil tussen de taiga en de toendra
  2. Je weet wat permafrost is
  3. Je weet het verschil tussen landijs en zee-ijs

Slide 26 - Tekstslide