In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Toetsinfo
Slide 1 - Tekstslide
Toets-info
Theorie vragen:
deelnemingen, voorraden, kas, goodwill
Eigen vermogen, vreemd vermogen lang, vreemd vermogen kort
Voorzieningen (32.5)
Slide 2 - Tekstslide
Toetsinfo
Kwartaal uitrekenen (voorraad)
Investeringsbegroting
Financieringsbegroting
Beginbalans opstellen
Percentage uitrekenen op de afschrijving
Slide 3 - Tekstslide
Toetsinfo
HF 31 Theorie:
Stakeholders NV benoemen
Bestuursverslag
Verschil tussen interne en externe verslag
Wat is een samenvaljaarrekening
Slide 4 - Tekstslide
Toetsinfo
Bereken de nominale waarde van een aandeel
Bereken de boekwaarde
Bereken de aanschafprijs op basis van de actuele waarde
Slide 5 - Tekstslide
Voorraden kunnen gewaardeerd worden tegen:
A
Actuele waarde
B
verkrijgingsprijs
C
Vervaardigingsprijs
D
alle drie
Slide 6 - Quizvraag
Bij welke waarderingsgrondslag kan een herwaarderingsreserve voorkomen?
A
verkrijgingsprijs
B
vervaardigingsprijs
C
actuele waarde
Slide 7 - Quizvraag
Voorbeeld van een verkrijgsprijs is
A
aanschafprijs- installatiekosten
B
Aanschafprijs- restwaarde
C
Aanschafprijs + restwaarde
D
Aanschafprijs + installatiekosten
Slide 8 - Quizvraag
De vervaardingsprijs bestaat uit
A
Directe kosten + installatiekosten
B
Directe kosten - indirecte kosten
C
Indirecte kosten - installatiekosten
D
Directe + indirecte kosten
Slide 9 - Quizvraag
4.1 Wat is een goede formule voor goodwill?
A
EV - Overnameprijs
B
Overnameprijs - EV
C
Bezittingen - Overnameprijs
D
Overnameprijs - Bezittingen
Slide 10 - Quizvraag
De post Goodwill is onderdeel van ...
A
Vaste Activa
B
Immateriële vaste Activa
C
Vlottende activa
D
Eigen Vermogen
Slide 11 - Quizvraag
Goodwill is een vergoeding voor:
A
Bezittingen
B
Schulden
C
Eigen vermogen
D
Het totale bedrijf
Slide 12 - Quizvraag
KLM heeft software ontwikkeld voor inchecken op luchthavens. Deze software valt onder...
A
Immateriële
vaste activa
B
Materiële
vaste activa
C
Financiële vaste activa
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord behoort tot de immateriële vaste activa?
A
gebouwen
B
rollend materieel
C
terreinen
D
goodwill
Slide 14 - Quizvraag
Deelnemingen, horen bij de:
A
Immateriële vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten
D
Financiële vaste activa
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet het uitgeven van aandelen door een bedrijf?
A
Koersen
B
Emitteren
C
Garanderen
D
Dividend
Slide 16 - Quizvraag
Hoe noem je de waarde waarvoor je een al bestaand aandeel kan kopen?
A
Nominale waarde
B
Nummerieke waarde
C
Koerswaarde
D
Emissiekoerswaarde
Slide 17 - Quizvraag
Een nv wil €2 miljoen euro binnen krijgen door een aandelen emissie. De nominale waarde van een aandeel is €30,- en de agio is €20,-. Hoeveel aandelen moet de nv verkopen?
A
66.667
B
200.000
C
40.000
D
100.000
Slide 18 - Quizvraag
Aandelen in portefeuille
A
Eigen vermogen
B
Kort vreemd vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Telt niet mee
Slide 19 - Quizvraag
Het maatschappelijke aandelenkapitaal is €1.000.000. Het geplaatst aandelenvermogen is €600.000. Hoeveel aandelen zijn er in portefeuille als een aandeel nominaal €10 is?
A
400.000 aandelen
B
40.000 aandelen
C
100.000 aandelen
D
60.000 aandelen
Slide 20 - Quizvraag
Herwaarderingsreserve
A
Eigen vermogen
B
Kort vreemd vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Telt niet mee
Slide 21 - Quizvraag
Oefentoets
Wat heb je nodig voor de investeringsbegroting blz 122
Wat moet er op de financieringsbegroting staan? blz 124