Les 4 regels en rechten

Regels en rechten 
Thema 5 werken 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regels en rechten 
Thema 5 werken 

Slide 1 - Tekstslide

Les planning
  1. Doelen van de les.
  2. Begrip bedrijfsegels
  3. Opdracht 1
  4. Begrip vakbond 
  5. Opdracht 3 
  6. Opdrachten na bespreken
  7. Doelen van de les bespreken 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les 
- Aan het einde van de les kun je uitleggen dat je als werknemer     rechten hebt. 
- Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een vakbond
  doet. 


Slide 3 - Tekstslide

Noem een regel/ afspraak die op jouw stage/werk erg belangrijk is.

Slide 4 - Open vraag

Regels op werk 
Blz 152

In ieder bedrijf gelden regels. 
Als jij je niet aan de regels houdt kunnen er problemen komen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Vakbond
Bladzijde 155

Een vakbond komt op voor de werknemers van het bedrijf. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3
Ga naar de website
www.fnvjong.nl

Beantwoord de vragen
Werk ik tweetallen
Fluister
Nabespreken

Slide 8 - Tekstslide

Doelen nabespreken
Leg in je tweetal aan elkaar uit van een vakbond is. 
Vertel tegen elkaar waarom je wel of niet lid zou willen worden en waarom je die keuze maakt. 

Na bespreken in de klas. 

Slide 9 - Tekstslide

Begrippen herhalen
Thema 5 werken 

Slide 10 - Tekstslide

Terugblik vorige les

Slide 11 - Tekstslide

Les planning
  1. Doelen van de les.

  2. Zelfstandig werken aan de opdrachten 
  3. Test jezelf - quiz over de begrippen

Slide 12 - Tekstslide

Doelen van de les 
Je gaat zelfstandig werken aan de opdrachten en begrippen. 
Je oefent met de begrippen.
Vragen stellen over de begrippen die jij lastig vindt. 


Slide 13 - Tekstslide

Begrippen oefenen 
Lees de begrippen op blz 158 

Opdracht 1 - plaats het begrip in de juist zin
Opdracht 2 - schema woordweb van de begrippen. Welke begrippen horen bij elkaar. 

Slide 14 - Tekstslide

Test jezelf
Hoe goed ken jij de begrippen al, of moet je toch nog goed leren voor de toets?

Doe mee met de quiz en kom er achter. 

Slide 15 - Tekstslide

Werknemer
A
Is een eigen baas
B
Is iemand die bij een bedrijf werkt
C
Is iemand die liever vrije tijd neemt
D
Is iemand die werk geeft

Slide 16 - Quizvraag

In een sollicitatiegesprek ....
A
Leer jij het bedrijf vast goed kennen
B
Leer jij je nieuwe collega's kennen
C
wordt er gekeken of jij geschikt bent voor de baan
D
Is een gesprek over salaris en vakantiedagen

Slide 17 - Quizvraag

Tijdens een stage of tijdens je werk...
A
Werk jij voor niks
B
hoef je nog niet zo goed je best te doen
C
kan je zelf bepalen welke taken jij wilt leren
D
leer jij wat werken bij een bedrijf inhoudt

Slide 18 - Quizvraag

Een vacature is
A
een advertentie voor een beschikbare baan
B
Een papier met afspraken over de baan
C
Een gesprek waarin je zelf presenteert
D
Een advertentie voor werkkleding.

Slide 19 - Quizvraag

Het laagste salaris wat iedereen hoort te krijgen noem je
A
Salaris
B
Pensioen
C
Maximumloon
D
minimumloom

Slide 20 - Quizvraag

In een CV staat
A
persoonsgegevens en een verklaring van goed gedrag
B
werkervaring en hobby's en wensen voor de baan
C
Persoonsgegevens, werkervaring, opleiding en hobby's
D
Een verhaal over jouw leven.

Slide 21 - Quizvraag

Je hoeft je niet altijd aan de afspraken van een contract te houden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Solliciteren is
A
een brief schrijven naar een bedrijf
B
Zoeken naar een vacature
C
Een gesprek met je nieuwe baas
D
Alles antwoorden horen bij solliciteren

Slide 23 - Quizvraag

Het geld dat je op je rekening krijgt van de werkgever noemen wij
A
Uitkering
B
Vakantiegeld
C
Loon
D
Zakgeld

Slide 24 - Quizvraag

Een werkgever
A
Is een persoon of een bedrijf
B
Iemand die jouw altijd je taken geeft op werk
C
Iemand die het salaris betaald
D
De persoon die werk doet voor een bedrijf

Slide 25 - Quizvraag

Een vakbond komt op voor de rechten van de werknemer. Je bent verplicht om lid te worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag