Literatuurtentamen les 2

Literatuurtentamen les 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Literatuurtentamen les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen literatuur

Je leert over begrippen uit de literatuur.
Je kan de begrippen toepassen op verschillende verhalende tekstsoorten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie hoofdgroepen van fictie?
A
proza - autobiografie - genre
B
proza - roman - toneel
C
proza - poëzie - fictie
D
proza - poëzie - toneel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een biografie en een autobiografie

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke vier groepen kun je de personages verdelen?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Plaats
Met de plaats waar het verhaal zich afspeelt bedoelen we de aardrijkskundige locatie zoals: een dorp, een stad of specifieker Amsterdam of Wijhe

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom beschrijft de schrijver de ruimte (de aankleding van de plaats)

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte
De ruimte bepaalt de sfeer waarin het verhaal zich afspeelt. Het kan de gevoelens van de personages versterken.

Het omschrijven van het weer behoort ook tot de ruimte.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen van tijd horen bij de tijd in een boek?
A
tegenwoordige tijd en verleden tijd
B
chronologisch en niet-chronologisch

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdsvolgorde
Chronologisch = de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden: de normale tijdsvolgorde.

Niet-chronologisch = de gebeurtenissen worden niet in de normale tijdsvolgorde verteld.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom speelt een schrijver met de tijd?

Slide 11 - Woordweb

Om het verhaal spannender te maken, meer vaart geven aan het verhaal en het maakt het verhaal afwisselender.
Spelen met tijd - 1
terugblik of flashback = je leest over vroegere gebeurtenissen, het verhaal wordt onderbroken 

terugverwijzing = in enkele woorden of zinnen lees je iets over vroeger, het verhaal wordt niet onderbroken

vooruitverwijzing = in enkele woorden of zinnen lees je iets over de toekomst, het verhaal wordt niet onderbroken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelen met tijd - 2
tijdsprong = in het verhaal wordt een stuk tijd overgeslagen

tijdverdichting = in een paar woorden wordt een groot stuk tijd samengevat (weinig woorden veel tijd)

tijdvertraging = het verteltempo wordt vertraagd, je leest de gebeurtenissen tot in de details (veel woorden weinig tijd)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugverwijzing
Vertraging
Tijdsprong
Het afscheid valt haar zwaar. Een laatste blik, een laatste groet. Dan verdwijnt hij. Een jaar later staat hij plotseling weer voor haar. Wat is hij veranderd.
Stapje voor stapje loopt ze naar de deur. Aarzelend pakt ze de deurklink. Ze spitst haar oren. Zou iemand haar horen? Langzaam drukt ze de deurklink omlaag en opent de deur.
Mijn buurman is gisteren voor de tweede keer opgepakt voor diefstal. Hij kon het weer niet laten. Vroeger stal hij al uit de tas van zijn juf. En nu zit hij vast, wachtend op zijn straf.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn onderwerp en thema hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp en thema
Onderwerp = in één of enkele woorden aangeven waar het boek over gaat.

Thema = in een korte zin aangeven waar het verhaal over gaat. Stel jezelf de volgende vragen:
- Wat is de wijze les van het verhaal?
- Wat wil de schrijver je meegeven over het onderwerp?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak van het boekje literatuur de volgende onderdelen:
- plaats en ruimte
- tijd
- onderwerp en thema
(bladzijde 5 t/m 6)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies